Na de goudkoorts

VENICE – De stijging van de goudprijs van de afgelopen jaren – van $800 per ounce begin 2009 naar ruim $1900 in het najaar van 2011 – had alle kenmerken van een zeepbel. En nu loopt de goudzeepbel leeg, net als alle opgeblazen koersen en prijzen die zijn losgeweekt van de fundamentele waarden van vraag en aanbod.

Op het hoogtepunt waren de goud-aficionado's – een combinatie van paranoïde beleggers en anderen met een op angst gebaseerde politieke agenda – vrolijk goudprijzen aan het voorspellen van $2000, $3000 en zelfs $5000 binnen een paar jaar. Maar de prijzen zijn sindsdien voornamelijk naar beneden gegaan. In april werd goud verkocht voor een prijs van om en nabij de $1300 per ounce – en de prijs zweeft nog steeds onder de $1400, een daling van bijna 30% ten opzichte van het hoogtepunt van 2011.

Er zijn veel redenen waarom de zeepbel is gebarsten, en waarom de goudprijs waarschijnlijk nog veel lager zal uitkomen, in de buurt van de $1000 in 2015.

In de eerste plaats heeft de goudprijs de neiging om te pieken als zich serieuze economische, financiële en geopolitieke risico's voordoen in de wereldeconomie. Tijdens de mondiale financiële crisis twijfelden sommige beleggers zelfs aan de veiligheid van bankdeposito's en staatsobligaties. Als je je zorgen maakt over een financieel Armageddon is het metaforisch gesproken inderdaad tijd om in je bunker geweren, munitie, blikvoedsel en goudstaven op te gaan slaan.

Maar zelfs bij een dergelijk apocalyptisch scenario zou goud wel eens een slechte belegging kunnen zijn. Op het hoogtepunt van de mondiale financiële crisis van 2008 en 2009 is de goudprijs een paar keer scherp gedaald. Tijdens een extreme kredietcrisis leiden met geleend geld gefinancierde aankopen van goud tot gedwongen verkopen, omdat iedere prijscorrectie zogenoemde 'margin calls' veroorzaakt, waarbij steeds opnieuw gekeken wordt naar de kwaliteit van het onderpand van de leningen. Als gevolg daarvan kan de goudprijs op het hoogtepunt van een crisis zeer grote schommelingen vertonen.

In de tweede plaats presteert goud het best als er een risico is op hoge inflatie, omdat zijn populariteit als waardevast beleggingsobject dan toeneemt. Maar ondanks een zeer agressief monetair beleid van veel centrale banken – opeenvolgende rondes van “kwantitatieve versoepeling” (het opkopen van eigen staatsobligaties) hebben geleid tot een verdubbeling en soms zelfs een verdrievoudiging van de geldhoeveelheid in de meeste geavanceerde economieën – is de wereldwijde inflatie feitelijk laag en daalt zij nog steeds.

Subscribe to PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Subscribe to PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

De reden daarvoor is eenvoudig: hoewel de geldhoeveelheid stijgt, is de omloopsnelheid van dat geld ineengestort, omdat banken het hamsteren in de vorm van overtollige reserves. De aanhoudende afbouw van de particuliere en de publieke schulden heeft ervoor gezorgd dat de mondiale groei van de vraag onder die van het aanbod is gebleven.

Als gevolg van de overtollige capaciteit hebben bedrijven weinig mogelijkheden om hogere prijzen te vragen, terwijl de onderhandelingskracht van de werknemers door de hoge werkloosheid ook laag is. Bovendien worden de vakbonden steeds zwakker, terwijl de mondialisering heeft geleid tot de goedkope productie van arbeidsintensieve goederen in China en andere opkomende markten, waardoor de lonen en de arbeidsvooruitzichten van ongeschoolde werknemers in de geavanceerde economieën erop achteruit gaan.

Als de looninflatie laag is, is een hoge goedereninflatie onwaarschijnlijk. Hoe dan ook daalt de inflatie mondiaal nu verder omdat de grondstoffenprijzen omlaag gaan in reactie op de zwakke mondiale vraag. En de goudprijs volgt de daling van de feitelijke en de verwachte inflatie.

In de derde plaats biedt goud, in tegenstelling tot andere bezittingen, geen enkele inkomsten. Waar aandelen dividenden opleveren, obligaties couponrente en huizen huren, is beleggen in goud louter speculeren op waardevermeerdering. Nu de wereldeconomie zich herstelt, bieden andere bezittingen – aandelen of zelfs vastgoed – dus hogere rendementen. Amerikaanse en mondiale aandelen hebben veel beter gepresteerd dan goud sinds de scherpe stijging van de goudprijs begin 2009.

In de vierde plaats is de goudprijs scherp gestegen toen de reële (aan de inflatie aangepaste) rente steeds negatiever werd, na diverse ronden van kwantitatieve versoepeling. Je moet goud kopen als de reële rendementen op cash en aandelen negatief zijn en dalen. Maar de positievere verwachtingen over de Amerikaanse en de wereldeconomie impliceren dat de Federal Reserve en andere centrale banken de kwantitatieve versoepeling en het nulrente-beleid in de loop der tijd zullen loslaten, wat betekent dat de reële rente zal gaan stijgen in plaats van dalen.

In de vijfde plaats hebben sommigen betoogd dat beleggers in goud gaan beleggen, naarmate de staatsobligaties van diep in de schulden stekende staten riskanter worden. Maar nu gebeurt precies het omgekeerde. Veel overheden met hoge schuldenlasten hebben grote voorraden goud, die ze zouden kunnen dumpen om hun schulden te verlagen. Een bericht dat Cyprus een klein deel – zo'n €400 mln – van zijn goudreserves zou willen verkopen, heeft in april tot een daling van 13% van de goudprijs geleid. Landen als Italië, dat enorme goudvoorraden bezit (van ruim $130 mrd), zouden ook in de verleiding kunnen komen, waardoor de prijs nog verder omlaag kan worden geduwd.

In de zesde plaats hebben sommige extreem-conservatieve politici, vooral in de Verenigde Staten, goud gehyped op manieren die uiteindelijk contraproductief bleken te zijn. Voor deze ultrarechtse randfiguren is goud de enige bescherming tegen het risico dat het gevolg is van de samenzwering van de overheid om particulier bezit te onteigenen. Deze fanatici geloven ook dat een terugkeer naar de gouden standaard onvermijdelijk is, omdat er hyperinflatie zal voortvloeien uit de “ontwaarding” van papiergeld door de centrale banken. Maar gezien de afwezigheid van samenzweringen, de dalende inflatie en de onmogelijkheid om goud als munt te gebruiken, raken deze argumenten kant noch wal.

Een munt heeft drie functies: je kunt ermee betalen, het is een rekeneenheid en een instrument om waarde in op te slaan. Goud kan een waarde-opslagmiddel zijn, maar het is geen betaalmiddel; je kunt er je boodschappen niet mee betalen. Ook is het geen rekeneenheid; de prijzen van goederen en diensten, en van financiële bezittingen, worden niet in termen van goud uitgedrukt.

Goud blijft dus het “barbaarse relikwie” van John Maynard Keynes, zonder intrinsieke waarde, dat voornamelijk wordt gebruikt als bescherming tegen goeddeels irrationele angst en paniek. Ja, alle beleggers zouden een heel klein beetje goud in hun portefeuille moeten hebben als bescherming tegen extreme 'tail risks'. Maar andere reële activa kunnen een soortgelijke bescherming bieden, en die 'tail risks' zijn – ook al zijn ze niet helemaal geëlimineerd – vandaag de dag zeker minder groot dan op het hoogtepunt van de mondiale financiële crisis.

Hoewel de goudprijs de komende jaren tijdelijk zou kunnen stijgen, zal hij zeer wisselvallig zijn en in de loop der tijd lager uitkomen als de wereldeconomie zich herstelt. De goudkoorts is definitief voorbij.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/an9riE2nl