LONDEN – Het presidentschap van Donald Trump in de Verenigde Staten heeft van de mijnbouw – en van de steenkoolsector in het bijzonder – het afgelopen jaar een politieke cause célèbre gemaakt. In juni, tijdens de eerste vergadering van zijn kabinet op het Witte Huis, opperde Trump dat zijn energiebeleid ervoor zorgt dat mijnwerkers weer aan de slag kunnen en dat een problematische sector van de economie wordt getransformeerd.
Maar Trump vergist zich als hij denkt dat het opkomen voor de zaak van de mijnwerkers en het betuigen van zijn respect aan een moeilijk beroep zal volstaan om de mijnbouw duurzaam te maken. Om dat te bereiken, moet een veel ingewikkelder reeks onderlinge afhankelijkheden onder de loep worden genomen.
Discussies over de mijnbouw en het milieu worden vaak gevangen in termen van een “verband” tussen het ontginnen van een natuurlijke hulpbron en de introductie van andere hulpbronnen in dat ontginningsproces. In het binnenkort te verschijnen Routledge Handbook of the Resource Nexus, waarvan ik mede-eindredacteur ben, wordt de term gedefinieerd als de relatie tussen twee of meer in de natuur voorkomende materialen, die worden gebruikt als inputs in een systeem dat mensen diensten aanbiedt. In het geval van steenkool bestaat dat verband uit de relatie tussen de rots en de enorme hoeveelheden water en energie die nodig zijn om daaraan hulpbronnen te onttrekken.
Voor besluitvormingsorganen is een goed begrip van dit verband cruciaal voor een effectief beheer van natuurlijke hulpbronnen en grondgebruik. Volgens onderzoek uit 2014 bestaat er een omgekeerde relatie tussen de kwaliteit van de erts en de hoeveelheid water en energie die nodig zijn om die erts te ontginnen. Met andere woorden: een verkeerd inzicht in de manier waarop inputs en outputs op elkaar inwerken, kan diepgaande ecologische gevolgen hebben.
Omdat veel duurzame energietechnologieën gebruikmaken van door middel van mijnbouw gewonnen metalen en mineralen, zal de mondiale mijnbouwsector bovendien ook een sleutelrol spelen in de overgang naar een toekomst met weinig fossiele brandstoffen. Foto-elektrische cellen betrekken hun energie weliswaar van de zon, maar worden vervaardigd van cadmium, selenium en tellurium. Hetzelfde geldt voor windturbines, die worden gemaakt met behulp van royale hoeveelheden kobalt, koper en zeldzame aardmetalen.
Als we verstandig willen omgaan met de natuurlijke hulpbronnen waarvan de mijnbouwsector gebruik maakt, zullen nieuwe bestuursmodellen nodig zijn die de ontginningspraktijk in evenwicht kunnen brengen met de energiebehoeften van de opkomende landen – zoals die worden vertolkt in de Sustainable Development Goals (Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen of SDGs) van de VN. De waardecreatie, de winstmaximalisatie en de concurrentiekracht moeten tevens worden afgewogen tegen de grotere publieke belangen.
Secure your copy of PS Quarterly: The Climate Crucible
The newest issue of our magazine, PS Quarterly: The Climate Crucible, is here. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, subscribe to PS Premium now.
Subscribe Now
Sommigen binnen de mijnbouwsector onderkennen dat de tijden aan het veranderen zijn. Volgens een recent onderzoek naar industriepraktijken van CDP, een niet op winst gerichte consultancy voor de energie- en milieusector, beginnen mijnbouwbedrijven van Australië tot Brazilië natuurlijke hulpbronnen te ontginnen terwijl ze hun milieubelasting reduceren.
Maar als de publieke belangen en die van de planeet beschermd moeten worden, kan de wereld zich niet uitsluitend verlaten op de zakelijke beslissingen van mijnbouwbedrijven. Er zijn vier belangrijke veranderingen nodig die ervoor moeten zorgen dat de duurzaamheidstrend van de sector aanhoudt.
In de eerste plaats heeft de mijnbouwsector behoefte aan een innovatiesprint. In kwaliteit afnemende ertsen vergen dat de sector op het gebied van energie en hulpbronnen efficiënter wordt om winstgevend te blijven. En omdat waterschaarste tot de belangrijkste uitdagingen behoort waarmee de sector wordt geconfronteerd, zijn milieuvriendelijke oplossingen dikwijls levensvatbaarder dan conventionele. In Chili werden kopermijnen bijvoorbeeld gedwongen tot het gebruik van ontzilt water voor de ontginning, terwijl het Zweedse Boliden tot wel 42% van zijn energiebehoeften uit duurzame bronnen betrekt. Mijnbouwbedrijven elders leren van deze voorbeelden.
In de tweede plaats moet de productdiversificatie snel van start gaan. Nu het klimaatverdrag van Parijs een jaar oud is, is de transformatie van de mondiale markten voor fossiele brandstoffen slechts een kwestie van tijd. Bedrijven met een grote portefeuille aan fossiele brandstoffen, zoals steenkool, zullen binnenkort worden geconfronteerd met ernstige onzekerheden als het gaat om hun bezittingen, en beleggers zouden hun risico-inschattingen wel eens dienovereenkomstig kunnen bijstellen.
Grote mijnbouwbedrijven kunnen zich op deze veranderingen voorbereiden door van fossiele brandstoffen over te stappen op andere materialen, zoals ijzererts, koper, bauxiet, kobalt, zeldzame aardmetalen en lithium, en op minerale meststoffen, die in grote hoeveelheden nodig zullen zijn als we de SDGs op het gebied van de uitbanning van de honger in de wereld willen verwezenlijken. Het gefaseerd afbouwen van het steenkoolgebruik in tijden van latente overproductie zou zelfs een winstgevende bezigheid kunnen zijn.
In de derde plaats heeft de wereld behoefte aan betere manieren om de ecologische risico's van de mijnbouw in te schatten. Hoewel de ecologische voetafdruk van de sector kleiner is dan die van de landbouw of de verstedelijking, kan het aan de bodem onttrekken van materialen niettemin leiden tot schade aan ecosystemen en biodiversiteitsverlies. Om kwetsbare gebieden te beschermen, is een betere mondiale coördinatie nodig bij de keuze van geschikte mijnbouwgebieden. Geïntegreerde beoordelingen van bodemschatten, grondwater en de integriteit van de biosfeer zouden eveneens behulpzaam zijn, evenals richtlijnen voor een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen.
Tenslotte moet de mijnbouwsector zijn waardeketens beter integreren om downstream meer economische kansen te scheppen. Het inrichten van modellen voor materiële stromen – zoals de bestaande modellen voor aluminum en staal – en het verbinden daarvan aan strategieën, gericht op een “circulaire economie,” zoals afvalreductie en -hergebruik, zou een goed begin zijn. Een radicalere verandering zou kunnen voortvloeien uit een serieuze aanpak van de markten voor secundaire materialen. “Urban mining” – het redden, verwerken en afleveren van hergebruikte materialen – kan ook beter worden geïntegreerd in de huidige kernactiviteiten.
De mondiale mijnbouwsector staat op het punt over te stappen van het ontginnen van fossiele brandstoffen naar de levering van materialen voor een groenere energietoekomst. Maar deze “vergroening” is het resultaat van hard werken, innovatie en een complex begrip van het verband tussen de verschillende natuurlijke hulpbronnen. Wat de op steenkool verzotte Amerikaanse president ook mag geloven, deze vergroening zal niet voortvloeien uit politieke platitudes.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
While even the world’s poorest economies have become richer in recent decades, they have continued to lag far behind their higher-income counterparts – and the gap is not getting any smaller. According to this year’s Nobel Prize-winning economists, institutions are a key reason why. From Ukraine’s reconstruction to the regulation of artificial intelligence, the implications are as consequential as they are far-reaching.
LONDEN – Het presidentschap van Donald Trump in de Verenigde Staten heeft van de mijnbouw – en van de steenkoolsector in het bijzonder – het afgelopen jaar een politieke cause célèbre gemaakt. In juni, tijdens de eerste vergadering van zijn kabinet op het Witte Huis, opperde Trump dat zijn energiebeleid ervoor zorgt dat mijnwerkers weer aan de slag kunnen en dat een problematische sector van de economie wordt getransformeerd.
Maar Trump vergist zich als hij denkt dat het opkomen voor de zaak van de mijnwerkers en het betuigen van zijn respect aan een moeilijk beroep zal volstaan om de mijnbouw duurzaam te maken. Om dat te bereiken, moet een veel ingewikkelder reeks onderlinge afhankelijkheden onder de loep worden genomen.
Discussies over de mijnbouw en het milieu worden vaak gevangen in termen van een “verband” tussen het ontginnen van een natuurlijke hulpbron en de introductie van andere hulpbronnen in dat ontginningsproces. In het binnenkort te verschijnen Routledge Handbook of the Resource Nexus, waarvan ik mede-eindredacteur ben, wordt de term gedefinieerd als de relatie tussen twee of meer in de natuur voorkomende materialen, die worden gebruikt als inputs in een systeem dat mensen diensten aanbiedt. In het geval van steenkool bestaat dat verband uit de relatie tussen de rots en de enorme hoeveelheden water en energie die nodig zijn om daaraan hulpbronnen te onttrekken.
Voor besluitvormingsorganen is een goed begrip van dit verband cruciaal voor een effectief beheer van natuurlijke hulpbronnen en grondgebruik. Volgens onderzoek uit 2014 bestaat er een omgekeerde relatie tussen de kwaliteit van de erts en de hoeveelheid water en energie die nodig zijn om die erts te ontginnen. Met andere woorden: een verkeerd inzicht in de manier waarop inputs en outputs op elkaar inwerken, kan diepgaande ecologische gevolgen hebben.
Omdat veel duurzame energietechnologieën gebruikmaken van door middel van mijnbouw gewonnen metalen en mineralen, zal de mondiale mijnbouwsector bovendien ook een sleutelrol spelen in de overgang naar een toekomst met weinig fossiele brandstoffen. Foto-elektrische cellen betrekken hun energie weliswaar van de zon, maar worden vervaardigd van cadmium, selenium en tellurium. Hetzelfde geldt voor windturbines, die worden gemaakt met behulp van royale hoeveelheden kobalt, koper en zeldzame aardmetalen.
Als we verstandig willen omgaan met de natuurlijke hulpbronnen waarvan de mijnbouwsector gebruik maakt, zullen nieuwe bestuursmodellen nodig zijn die de ontginningspraktijk in evenwicht kunnen brengen met de energiebehoeften van de opkomende landen – zoals die worden vertolkt in de Sustainable Development Goals (Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen of SDGs) van de VN. De waardecreatie, de winstmaximalisatie en de concurrentiekracht moeten tevens worden afgewogen tegen de grotere publieke belangen.
Secure your copy of PS Quarterly: The Climate Crucible
The newest issue of our magazine, PS Quarterly: The Climate Crucible, is here. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, subscribe to PS Premium now.
Subscribe Now
Sommigen binnen de mijnbouwsector onderkennen dat de tijden aan het veranderen zijn. Volgens een recent onderzoek naar industriepraktijken van CDP, een niet op winst gerichte consultancy voor de energie- en milieusector, beginnen mijnbouwbedrijven van Australië tot Brazilië natuurlijke hulpbronnen te ontginnen terwijl ze hun milieubelasting reduceren.
Maar als de publieke belangen en die van de planeet beschermd moeten worden, kan de wereld zich niet uitsluitend verlaten op de zakelijke beslissingen van mijnbouwbedrijven. Er zijn vier belangrijke veranderingen nodig die ervoor moeten zorgen dat de duurzaamheidstrend van de sector aanhoudt.
In de eerste plaats heeft de mijnbouwsector behoefte aan een innovatiesprint. In kwaliteit afnemende ertsen vergen dat de sector op het gebied van energie en hulpbronnen efficiënter wordt om winstgevend te blijven. En omdat waterschaarste tot de belangrijkste uitdagingen behoort waarmee de sector wordt geconfronteerd, zijn milieuvriendelijke oplossingen dikwijls levensvatbaarder dan conventionele. In Chili werden kopermijnen bijvoorbeeld gedwongen tot het gebruik van ontzilt water voor de ontginning, terwijl het Zweedse Boliden tot wel 42% van zijn energiebehoeften uit duurzame bronnen betrekt. Mijnbouwbedrijven elders leren van deze voorbeelden.
In de tweede plaats moet de productdiversificatie snel van start gaan. Nu het klimaatverdrag van Parijs een jaar oud is, is de transformatie van de mondiale markten voor fossiele brandstoffen slechts een kwestie van tijd. Bedrijven met een grote portefeuille aan fossiele brandstoffen, zoals steenkool, zullen binnenkort worden geconfronteerd met ernstige onzekerheden als het gaat om hun bezittingen, en beleggers zouden hun risico-inschattingen wel eens dienovereenkomstig kunnen bijstellen.
Grote mijnbouwbedrijven kunnen zich op deze veranderingen voorbereiden door van fossiele brandstoffen over te stappen op andere materialen, zoals ijzererts, koper, bauxiet, kobalt, zeldzame aardmetalen en lithium, en op minerale meststoffen, die in grote hoeveelheden nodig zullen zijn als we de SDGs op het gebied van de uitbanning van de honger in de wereld willen verwezenlijken. Het gefaseerd afbouwen van het steenkoolgebruik in tijden van latente overproductie zou zelfs een winstgevende bezigheid kunnen zijn.
In de derde plaats heeft de wereld behoefte aan betere manieren om de ecologische risico's van de mijnbouw in te schatten. Hoewel de ecologische voetafdruk van de sector kleiner is dan die van de landbouw of de verstedelijking, kan het aan de bodem onttrekken van materialen niettemin leiden tot schade aan ecosystemen en biodiversiteitsverlies. Om kwetsbare gebieden te beschermen, is een betere mondiale coördinatie nodig bij de keuze van geschikte mijnbouwgebieden. Geïntegreerde beoordelingen van bodemschatten, grondwater en de integriteit van de biosfeer zouden eveneens behulpzaam zijn, evenals richtlijnen voor een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen.
Tenslotte moet de mijnbouwsector zijn waardeketens beter integreren om downstream meer economische kansen te scheppen. Het inrichten van modellen voor materiële stromen – zoals de bestaande modellen voor aluminum en staal – en het verbinden daarvan aan strategieën, gericht op een “circulaire economie,” zoals afvalreductie en -hergebruik, zou een goed begin zijn. Een radicalere verandering zou kunnen voortvloeien uit een serieuze aanpak van de markten voor secundaire materialen. “Urban mining” – het redden, verwerken en afleveren van hergebruikte materialen – kan ook beter worden geïntegreerd in de huidige kernactiviteiten.
De mondiale mijnbouwsector staat op het punt over te stappen van het ontginnen van fossiele brandstoffen naar de levering van materialen voor een groenere energietoekomst. Maar deze “vergroening” is het resultaat van hard werken, innovatie en een complex begrip van het verband tussen de verschillende natuurlijke hulpbronnen. Wat de op steenkool verzotte Amerikaanse president ook mag geloven, deze vergroening zal niet voortvloeien uit politieke platitudes.
Vertaling: Menno Grootveld