BOGOTÁ – De recente Climate Week NYC, waar leiders uit het bedrijfsleven, beleidsmakers, wetenschappers en anderen bijeenkwamen om klimaatoplossingen te bespreken en vooruitgang te boeken op het gebied van decarbonisatie, benadrukte hoe bossen big business zijn geworden. De snelgroeiende vrijwillige koolstofmarkt, waar bedrijven op de natuur gebaseerde compensatie kopen om hun uitstoot te neutraliseren, was in 2021 twee miljard dollar waard en zou in 2030 tien miljard dollar kunnen bedragen. Sommigen zien bosbehoud en -herstel zelfs als een wondermiddel tegen de klimaatverandering.
Maar voor inheemse gemeenschappen, waaronder mijn stam in het Colombiaanse Amazonegebied, betekende de komst van koolstofhandelaren het begin van een getroebleerde geschiedenis: dubieuze deals, landroof en gewelddadige uitzettingen in betwiste gebieden. Onze gezamenlijke ervaring roept serieuze vragen op over de integriteit van een markt die op het punt staat zich uit te breiden over Latijns-Amerika en Afrika, nu ’s werelds grootste bedrijven steeds meer vertrouwen op compensatie door middel van bossen om een netto-nuluitstoot te bereiken.
Koolstofcompensaties (ook bekend als credits) waren zeker een goed idee. Bedrijven konden met behulp van marktmechanismen hun kooldioxide-uitstoot neutraliseren door de superieure natuurbeschermingspraktijken van inheemse gemeenschappen te erkennen en hen te betalen om ontbossing te voorkomen. Het mechanisme weerspiegelt ook het belang van bossen als natuurlijke koolstofputten die ruim een derde kunnen bijdragen aan de mitigatie die nodig is om tegen 2030 de doelstellingen van het klimaatverdrag van Parijs te halen.
De ongereguleerde en ondoorzichtige markt die is ontstaan, heeft echter grote ontwerpfouten. Recent onderzoek van het Berkeley Carbon Trading Project toont aan dat Verra, ’s werelds toonaangevende programma voor koolstofkredieten, projectontwikkelaars de vrijheid heeft gegeven om methodologische benaderingen te kiezen om de hoeveelheid credits die ze kunnen krijgen te maximaliseren. Dit heeft geresulteerd in compensatieprogramma’s die veel minder koolstof absorberen dan beloofd – of zelfs helemaal geen koolstof.
Zelfs projecten die een echte CO2-reductie vertegenwoordigen zijn niet zonder controverse. De Alto Mayo in het Peruaanse Amazonegebied, goed voor veertig procent van Disney’s compensatie tussen 2012 en 2020, heeft met succes een deel van de ontbossing gestopt, maar niet zonder het genereren van kwade wil door het gewelddadig uitzetten van bosgemeenschappen.
Hoe kon een goed idee zo verkeerd gaan? Zwakke regelgeving is grotendeels de schuldige. Handelaren in koolstofkredieten – vaak ‘koolstofcowboys’ genoemd – richten zich op inheemse gemeenschappen in Latijns-Amerika en Afrika, en overreden hen om hun rechten op de in hun bossen vastgelegde koolstof weg te geven. De contracten zijn bijna altijd uitbuitend, variërend van onherroepelijke toezeggingen voor honderd jaar tot voorwaarden waarbij de handelaren de helft van de inkomsten uit koolstofkredieten krijgen.
Secure your copy of PS Quarterly: The Year Ahead 2025
Our annual flagship magazine, PS Quarterly: The Year Ahead 2025, is almost here. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, subscribe to PS Premium now.
Subscribe Now
Sommige handelaren hebben gekozen voor een nóg agressievere aanpak. Toen TotalEnergies land in beslag namvan boeren in Congo voor een herbebossingsplan, betaalde het sommige boeren ongeveer één dollar per hectare en anderen niets; vrouwelijke boeren meldden dat ze van hun velden werden gejaagd door mannen in vrachtwagens. Het document dat de boeren ondertekenden omschreef elke betaling als ‘symbolisch’ en gedaan ‘met het oog op het vrijgeven van hun gebruiksrechten’ op het land.
Koolstofcompensatieprojecten worden vaak uitgevoerd in rechtsgebieden met complexe landeigendomskwesties die zorgvuldigheid, precisie en kennis van de gewoonterechten van de inheemse bevolking vergen. Maar in de ‘Wild West’-koolstofmarkt, waar snelheid van het grootste belang is, worden deals gesloten met weinig aandacht voor geschiedenis, cultuur of rechten. Dat brengt inheemse gemeenschappen zoals de mijne in een precaire positie.
Ondertussen blijft de vraag van bedrijven naar koolstofcredits uit de bosbouw groeien. Nu bedrijven onder zware druk staan om hun doelstellingen voor een netto-nuluitstoot te halen, is het kopen van compensatie veel makkelijker en handiger dan het verminderen van hun eigen uitstoot. En wanneer deze vraatzuchtige vraag botst op een ongeorganiseerde en losjes gereguleerde markt, zijn makelaars bereid en in staat om op alle mogelijke manieren credits te creëren, ongeacht de gevolgen voor het klimaat.
De wijdverspreide greenwashing van de vrijwillige koolstofmarkt is bijzonder stuitend. Terwijl veel compensatieprogramma’s de hoeveelheid koolstof die ze vastleggen overdrijven, concludeerde een onderzoek van The Guardian, Die Zeit en SourceMaterial, een non-profit organisatie voor onderzoeksjournalistiek, dat maar liefst 94 procent van Verra’s regenwoudcompensatiecredits geen voordeel opleverden voor het klimaat.
Het ongekende koolstofprogramma van Guyana is op soortgelijke wijze onder de loep genomen. Eerder dit jaar kocht de Hess Corporation, die een concessie kreeg voor olie-exploratie voor de kust van Guyana, voor zevenhonderdvijftig miljoen dollar aan op bosbehoud gebaseerde koolstofcredits van het land. Maar de inheemse bevolking waakt al eeuwen over deze bossen en de dreiging van ontbossing is zeer gering. In feite staat het project een ontbossingsniveau toe dat hoger is dan het historische niveau. Activisten wijzen op de klimaatschade die wordt veroorzaakt door de sterk overdreven claims over emissiereductie, vooral in het jongste olieproducerende land van Zuid-Amerika, terwijl sommige inheemse gemeenschappen zeggen dat de autoriteiten iets hebben verkocht dat helemaal niet van hen is.
Inheemse volken zouden eerlijk gecompenseerd moeten worden voor het belangrijke werk dat ze doen om bossen te beschermen. In plaats daarvan heeft het huidige systeem hen gedwongen het hoofd te bieden aan volatiele compensatiebedragen, uitbuitende handelaren en markten die de mensenrechten negeren. Zelfs het regelgevend raamwerk voor koolstofmarkten dat wordt ontwikkeld door de Verenigde Naties – en dat een gevaarlijk precedent zou kunnen scheppen voor alle andere normen – houdt nog geen rekening met de mensenrechten.
Een stapsgewijze aanpak van de hervorming zal niet genoeg zijn om de geloofwaardigheid van de vrijwillige koolstofmarkt te herstellen. De financiering voor bosbeschermingsprogramma’s moet strikt gereguleerd worden, gebaseerd op geloofwaardige wetenschap en ongevoelig voor de vraag van bedrijven naar makkelijke compensatie. Bosgemeenschappen zoals de mijne moeten financiële zekerheid op de langere termijn krijgen en een plaats aan de besluitvormingstafel, niet op de tribune van de waarnemers.
Op de natuur gebaseerde koolstofcompensatiesystemen doen een aantal dingen goed: we moeten naar bossen kijken als een middel om de opwarming van de aarde tegen te gaan en de mensen betalen die ze beschermen. Zoals het er nu voor staat, zit de vrijwillige koolstofmarkt echter vol tekortkomingen, wat resulteert in bosbeschermingsprogramma’s die hun impact op het klimaat opblazen en lokale gemeenschappen uitbuiten. De tijd is rijp voor een radicale herziening.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
Over time, as American democracy has increasingly fallen short of delivering on its core promises, the Democratic Party has contributed to the problem by catering to a narrow, privileged elite. To restore its own prospects and America’s signature form of governance, it must return to its working-class roots.
is not surprised that so many voters ignored warnings about the threat Donald Trump poses to US institutions.
Enrique Krauze
considers the responsibility of the state to guarantee freedom, heralds the demise of Mexico’s democracy, highlights flaws in higher-education systems, and more.
BOGOTÁ – De recente Climate Week NYC, waar leiders uit het bedrijfsleven, beleidsmakers, wetenschappers en anderen bijeenkwamen om klimaatoplossingen te bespreken en vooruitgang te boeken op het gebied van decarbonisatie, benadrukte hoe bossen big business zijn geworden. De snelgroeiende vrijwillige koolstofmarkt, waar bedrijven op de natuur gebaseerde compensatie kopen om hun uitstoot te neutraliseren, was in 2021 twee miljard dollar waard en zou in 2030 tien miljard dollar kunnen bedragen. Sommigen zien bosbehoud en -herstel zelfs als een wondermiddel tegen de klimaatverandering.
Maar voor inheemse gemeenschappen, waaronder mijn stam in het Colombiaanse Amazonegebied, betekende de komst van koolstofhandelaren het begin van een getroebleerde geschiedenis: dubieuze deals, landroof en gewelddadige uitzettingen in betwiste gebieden. Onze gezamenlijke ervaring roept serieuze vragen op over de integriteit van een markt die op het punt staat zich uit te breiden over Latijns-Amerika en Afrika, nu ’s werelds grootste bedrijven steeds meer vertrouwen op compensatie door middel van bossen om een netto-nuluitstoot te bereiken.
Koolstofcompensaties (ook bekend als credits) waren zeker een goed idee. Bedrijven konden met behulp van marktmechanismen hun kooldioxide-uitstoot neutraliseren door de superieure natuurbeschermingspraktijken van inheemse gemeenschappen te erkennen en hen te betalen om ontbossing te voorkomen. Het mechanisme weerspiegelt ook het belang van bossen als natuurlijke koolstofputten die ruim een derde kunnen bijdragen aan de mitigatie die nodig is om tegen 2030 de doelstellingen van het klimaatverdrag van Parijs te halen.
De ongereguleerde en ondoorzichtige markt die is ontstaan, heeft echter grote ontwerpfouten. Recent onderzoek van het Berkeley Carbon Trading Project toont aan dat Verra, ’s werelds toonaangevende programma voor koolstofkredieten, projectontwikkelaars de vrijheid heeft gegeven om methodologische benaderingen te kiezen om de hoeveelheid credits die ze kunnen krijgen te maximaliseren. Dit heeft geresulteerd in compensatieprogramma’s die veel minder koolstof absorberen dan beloofd – of zelfs helemaal geen koolstof.
Zelfs projecten die een echte CO2-reductie vertegenwoordigen zijn niet zonder controverse. De Alto Mayo in het Peruaanse Amazonegebied, goed voor veertig procent van Disney’s compensatie tussen 2012 en 2020, heeft met succes een deel van de ontbossing gestopt, maar niet zonder het genereren van kwade wil door het gewelddadig uitzetten van bosgemeenschappen.
Hoe kon een goed idee zo verkeerd gaan? Zwakke regelgeving is grotendeels de schuldige. Handelaren in koolstofkredieten – vaak ‘koolstofcowboys’ genoemd – richten zich op inheemse gemeenschappen in Latijns-Amerika en Afrika, en overreden hen om hun rechten op de in hun bossen vastgelegde koolstof weg te geven. De contracten zijn bijna altijd uitbuitend, variërend van onherroepelijke toezeggingen voor honderd jaar tot voorwaarden waarbij de handelaren de helft van de inkomsten uit koolstofkredieten krijgen.
Secure your copy of PS Quarterly: The Year Ahead 2025
Our annual flagship magazine, PS Quarterly: The Year Ahead 2025, is almost here. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, subscribe to PS Premium now.
Subscribe Now
Sommige handelaren hebben gekozen voor een nóg agressievere aanpak. Toen TotalEnergies land in beslag namvan boeren in Congo voor een herbebossingsplan, betaalde het sommige boeren ongeveer één dollar per hectare en anderen niets; vrouwelijke boeren meldden dat ze van hun velden werden gejaagd door mannen in vrachtwagens. Het document dat de boeren ondertekenden omschreef elke betaling als ‘symbolisch’ en gedaan ‘met het oog op het vrijgeven van hun gebruiksrechten’ op het land.
Koolstofcompensatieprojecten worden vaak uitgevoerd in rechtsgebieden met complexe landeigendomskwesties die zorgvuldigheid, precisie en kennis van de gewoonterechten van de inheemse bevolking vergen. Maar in de ‘Wild West’-koolstofmarkt, waar snelheid van het grootste belang is, worden deals gesloten met weinig aandacht voor geschiedenis, cultuur of rechten. Dat brengt inheemse gemeenschappen zoals de mijne in een precaire positie.
Ondertussen blijft de vraag van bedrijven naar koolstofcredits uit de bosbouw groeien. Nu bedrijven onder zware druk staan om hun doelstellingen voor een netto-nuluitstoot te halen, is het kopen van compensatie veel makkelijker en handiger dan het verminderen van hun eigen uitstoot. En wanneer deze vraatzuchtige vraag botst op een ongeorganiseerde en losjes gereguleerde markt, zijn makelaars bereid en in staat om op alle mogelijke manieren credits te creëren, ongeacht de gevolgen voor het klimaat.
De wijdverspreide greenwashing van de vrijwillige koolstofmarkt is bijzonder stuitend. Terwijl veel compensatieprogramma’s de hoeveelheid koolstof die ze vastleggen overdrijven, concludeerde een onderzoek van The Guardian, Die Zeit en SourceMaterial, een non-profit organisatie voor onderzoeksjournalistiek, dat maar liefst 94 procent van Verra’s regenwoudcompensatiecredits geen voordeel opleverden voor het klimaat.
Het ongekende koolstofprogramma van Guyana is op soortgelijke wijze onder de loep genomen. Eerder dit jaar kocht de Hess Corporation, die een concessie kreeg voor olie-exploratie voor de kust van Guyana, voor zevenhonderdvijftig miljoen dollar aan op bosbehoud gebaseerde koolstofcredits van het land. Maar de inheemse bevolking waakt al eeuwen over deze bossen en de dreiging van ontbossing is zeer gering. In feite staat het project een ontbossingsniveau toe dat hoger is dan het historische niveau. Activisten wijzen op de klimaatschade die wordt veroorzaakt door de sterk overdreven claims over emissiereductie, vooral in het jongste olieproducerende land van Zuid-Amerika, terwijl sommige inheemse gemeenschappen zeggen dat de autoriteiten iets hebben verkocht dat helemaal niet van hen is.
Inheemse volken zouden eerlijk gecompenseerd moeten worden voor het belangrijke werk dat ze doen om bossen te beschermen. In plaats daarvan heeft het huidige systeem hen gedwongen het hoofd te bieden aan volatiele compensatiebedragen, uitbuitende handelaren en markten die de mensenrechten negeren. Zelfs het regelgevend raamwerk voor koolstofmarkten dat wordt ontwikkeld door de Verenigde Naties – en dat een gevaarlijk precedent zou kunnen scheppen voor alle andere normen – houdt nog geen rekening met de mensenrechten.
Een stapsgewijze aanpak van de hervorming zal niet genoeg zijn om de geloofwaardigheid van de vrijwillige koolstofmarkt te herstellen. De financiering voor bosbeschermingsprogramma’s moet strikt gereguleerd worden, gebaseerd op geloofwaardige wetenschap en ongevoelig voor de vraag van bedrijven naar makkelijke compensatie. Bosgemeenschappen zoals de mijne moeten financiële zekerheid op de langere termijn krijgen en een plaats aan de besluitvormingstafel, niet op de tribune van de waarnemers.
Op de natuur gebaseerde koolstofcompensatiesystemen doen een aantal dingen goed: we moeten naar bossen kijken als een middel om de opwarming van de aarde tegen te gaan en de mensen betalen die ze beschermen. Zoals het er nu voor staat, zit de vrijwillige koolstofmarkt echter vol tekortkomingen, wat resulteert in bosbeschermingsprogramma’s die hun impact op het klimaat opblazen en lokale gemeenschappen uitbuiten. De tijd is rijp voor een radicale herziening.
Vertaling: Menno Grootveld