butler4_ Sean Gallup/Getty Images Sean Gallup/Getty Images

De staat neemt de regie terug

LONDEN – Hoewel er onzekerheid heerst op de huidige mondiale energiemarkt, is één ding duidelijk geworden: de regeringen herbevestigen hun centrale rol. Het motief is eerder pragmatisch dan ideologisch, en de details verschillen van land tot land, maar de trend is onmiskenbaar. Regeringen van alle politieke richtingen nemen de controle terug over een markt die voorheen grotendeels werd overgelaten aan particuliere bedrijven met slechts beperkte regulering. In veel westerse economieën betekent dit waarschijnlijk de grootste verschuiving in het evenwicht tussen publieke en particuliere economische macht sinds de Tweede Wereldoorlog.

De nieuwe assertiviteit van de staat komt deels voort uit enorme prijsstijgingen die voor grootschalige energiearmoede en de ondergang van sommige energie-intensieve bedrijven dreigen te zorgen. Na jaren van onderinvestering in de sector heeft de sterke toename van de vraag naar energie in de nasleep van de COVID-19-pandemie, vooral in Azië, onvermijdelijk tot prijsstijgingen geleid. De kosten van aardgas voor consumenten in de Europese Unie zijn in de tweede helft van 2021 met twaalf procent gestegen.

Maar dit was slechts een voorbode van de huidige prijspieken als gevolg van de inval van Rusland in Oekraïne. Het plan van de EU om haar invoer van Russisch aardgas tegen 2023 met tweederde te verminderen, samen met de vermindering van de Russische leveringen aan landen als Duitsland en Finland, heeft ervoor gezorgd dat de Europese referentieprijs in de twaalf maanden tot juni van dit jaar is vervijfvoudigd. Volgens één raming zouden de gemiddelde energierekeningen van Britse consumenten – die weinig Russisch gas gebruiken, maar voor vijftig procent van hun dagelijkse behoeften afhankelijk zijn van de wereldmarkt – begin volgend jaar vier keer zo hoog zijn als in 2021.

Een tweede krachtige factor die overheidsingrijpen noodzakelijk maakt, is de klimaatverandering. De stijging van de vraag naar energie in het afgelopen jaar komt grotendeels op het conto van steenkool, dat in Azië de dominante energiebron blijft, waardoor de uitstoot van broeikasgassen weer op het niveau van vóór de pandemie is gekomen. Ondanks de sterke groei van hernieuwbare energie, zoals wind- en zonne-energie, betekent het feit dat de wereld nog steeds afhankelijk is van koolwaterstoffen dat, als de overheid niet verder ingrijpt, de uitstoot nog enkele jaren zal blijven toenemen.

Geen van deze problemen kan door marktkrachten alleen worden opgelost. Zonder een koolstofprijs of andere regulerende maatregelen die alleen regeringen kunnen invoeren, zullen mensen benzineautoʼs blijven gebruiken. Marktkrachten kunnen weinig doen om gezinnen te helpen die geconfronteerd worden met een plotselinge stijging van de kosten van een essentieel goed. Evenmin kunnen de markten de meevallers van bedrijven als Saudi Aramco, dat in het tweede kwartaal van dit jaar een recordwinst van 48,4 miljard dollar boekte, herverdelen onder de vele kleinere bedrijven waarvoor energie een cruciale input is.

Staatsinterventie in de energiemarkt neemt vele en uiteenlopende vormen aan. De Duitse regering heeft plannen aangekondigd om twee procent van het grondgebied van het land te gebruiken voor de productie van windenergie, en werkt aan noodrantsoenen om de verwachte energietekorten in de winter op te vangen nu Rusland de gastoevoer heeft stopgezet. Alle Britse huishoudens kregen aanvankelijk een uitkering van vierhonderd pond (450 dollar) om hen te helpen de stijgende energierekeningen het hoofd te bieden, deels gefinancierd door een speciale winstbelasting voor olie- en gasproducenten. Maar dat bleek onvoldoende en toen Liz Truss de nieuwe premier van Groot-Brittannië werd, stelde zij voor twee jaar een plafond in voor de energierekeningen van huishoudens en bood zij steun op korte termijn voor zakelijke gebruikers. Om de binnenlandse energievoorziening te vergroten, verleende zij nieuwe olie- en gasvergunningen voor de Noordzee en hief zij het moratorium op fracking op. De groene agenda van het Verenigd Koninkrijk blijft nominaal van kracht: vanaf 2030 worden er geen nieuwe benzine- of dieselautoʼs meer toegelaten, maar voorlopig is de overheidsinterventie gericht op prijsbeheersing en een verhoging van de koolwaterstofproductie.

Subscribe to PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Subscribe to PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan voorziet de onlangs door president Joe Biden in werking gestelde Inflation Reduction Act in 27 miljard dollar om Amerikaanse huishoudens uit de lage en middeninkomenscategorie te helpen overschakelen op schonere energie, en in middelen om de verliesgevende kernernergiesector van het land overeind te houden. In Frankrijk is president Emmanuel Macron bezig met de volledige nationalisering van het elektriciteitsbedrijf EDF, een voormalig paradepaardje van de Franse industrie, dat al twee decennia lijdt onder bestuurlijk en technisch falen. En de energieprijscontroles zijn hier en in een groot deel van continentaal Europa aangescherpt.

Helaas zijn deze en vele andere recente overheidsinitiatieven fragmentarische antwoorden op de fundamentele uitdagingen van energieonzekerheid en klimaatverandering. Te veel maatregelen zijn onvoldoende doordacht, bieden weinig waar voor hun geld en pakken de onderliggende belemmeringen voor verandering niet aan.

Een grote verschuiving naar elektrische voertuigen heeft bijvoorbeeld alleen zin als er sprake is van voldoende oplaadnetwerken en van een gegarandeerde aanvoer van de geavanceerde materialen waarvan deze voertuigen afhankelijk zijn. Kleine, generieke geldelijke uitkeringen zijn duur en bieden geen oplossing voor geconcentreerde energiearmoede op de langere termijn. Beleid om meer windenergie op te wekken is irrelevant als de infrastructuur voor gedistribueerde elektriciteitsvoorziening niet voorhanden is.

Regeringen grijpen naar kortetermijnoplossingen om aan te tonen dat ze handelen. Maar het resulterende beleid is niet altijd het goedkoopste of het meest doeltreffende, en veel beleid blijkt niet meer dan een tijdelijke oplossing te zijn. In geen van de bovengenoemde landen bestaat een vaste consensus over de vorm van het energiebeleid op de langere termijn.

Niettemin is de trend naar meer overheidsinterventie in de energiesector duidelijk. Naarmate de beperkingen van bepaalde beleidsmaatregelen aan het licht komen, zullen de beleidsmakers reageren met méér interventie, niet met minder. De rol van de staat zal verder moeten worden uitgebreid, niet in de laatste plaats om de ontstane investeringskloof te dichten. Er zijn extra middelen nodig om aan de toekomstige vraag naar alle vormen van energie en bijbehorende infrastructuur te voldoen. Voor de financiering van de transitie naar een koolstofarme economie zijn enorme bedragen nodig.

Overheden zullen waarschijnlijk de belangrijkste bron van het benodigde kapitaal zijn, en zullen garanties en subsidies verstrekken aan de particuliere sector. Maar of overheden, waarvan de financiën vaak al overbelast zijn door COVID-19, adequaat zullen reageren is verre van zeker. In het Verenigd Koninkrijk heeft de oppositiepartij Labour, die nu ver vóór ligt in de peilingen, beloofd een nieuw overheidsbedrijf, Great British Energy, op te richten om tegen 2030 een koolstofvrije elektriciteitssector tot stand te brengen.

Niets van dit alles is een recept voor een ideale uitkomst. De taak om een continue en betaalbare energievoorziening te garanderen is te belangrijk om aan de markt over te laten en te complex om door ministers en bureaucraten te worden overgenomen. De betrokkenheid van beide is noodzakelijk, maar geen van beide op zichzelf is voldoende.

De logica duidt op samenwerkingsverbanden waarbij overheden energiedoelen en -normen vaststellen en particuliere bedrijven concurreren om een rol te spelen bij het bereiken van de algemene doelstellingen. Maar een dergelijke samenwerking en evenwicht lijkt momenteel niet meer dan een verre wens.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/qikZM41nl