girl urban garden Tom Werner/Getty Images

Een optimistische gids voor de klimaatverandering

WASHINGTON, DC – Tijdens een recente rit naar mijn werk, toen mijn auto maar langzaam vooruit kwam in het spitsverkeer, zag ik een reiger langs de oever van de Potomac River lopen. De majestueuze vogel herinnerde mij eraan dat natuur en schoonheid in de meest onwaarschijnlijke omstandigheden kunnen worden aangetroffen. En toch wordt het, ook voor optimisten zoals ik, steeds moeilijker om hoopvol te blijven over het lot van onze planeet.

Somber milieunieuws is niets nieuws, maar 2018 bracht er wel een stortvloed van. In één bericht stond dat de populaties gewervelde dieren de afgelopen veertig jaar met 60% zijn afgenomen, en dat minder dan een kwart van het land op aarde aan de gevolgen van de menselijke activiteit is ontsnapt. Tegen 2050 zal nog geen 10% van het landoppervlak van de planeet niet zijn beroerd door veranderingen die door de mens zijn veroorzaakt.

Misschien wel het meest ontnuchterend was een onderzoek van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties, dat waarschuwde dat de wereld niet op koers ligt om te voldoen aan de emissiedoelstellingen die nodig zijn om de opwarming van de aarde niet hoger te laten uitkomen dan 1,5° Celsius boven het pre-industriële niveau, de drempel die in het klimaatakkoord van Parijs van 2015 is vastgelegd. De gevolgen van een eventuele mislukking worden steeds extremer naarmate de doelwaarde verder wordt overschreden.

Sommigen betogen nu dat de wereld op het gebied van de klimaatverandering het point of no return heeft bereikt. Maar uit nieuwe bevindingen van The Nature Conservancy blijkt dat het nog niet te laat is om van koers te veranderen.

Vorig jaar hebben we samengewerkt met de Universiteit van Minnesota en elf andere toonaangevende wetenschappelijke onderzoeksinstellingen om te onderzoeken hoe de toekomstige mondiale behoeften aan voedsel, water en energie de gezondheid van het milieu zouden kunnen beïnvloeden. Wat we hebben ontdekt is dat een groeiende bevolking met slimmere strategieën geholpen kan worden, zelfs nu we de klimaatverandering aanpakken.

Door te veranderen hoe en waar mensen gewassen verbouwen kan de wereld bijvoorbeeld de waterstress verminderen en de territoriale voetafdruk van de landbouw drastisch beperken. Bovendien duiden onze modellen erop dat de wereld, door de overgang naar schonere energie te versnellen, de stijging van de mondiale temperatuur beneden de 1,6°C kan houden – waardoor het doel van het akkoord van Parijs in wezen zou worden gehaald. En het beste van alles is dat deze winst kan worden geboekt terwijl de huidige economische groei behouden kan blijven. Door de komende decennia een paar dramatische maar beheersbare veranderingen door te voeren is het mogelijk een duurzame toekomst te verwezenlijken voor mens én natuur.

Subscribe to PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Subscribe to PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Maar ondanks al deze bewijzen van wat mogelijk is handelen maar weinig landen in de hele wereld met enige urgentie. De inactiviteit op klimaatgebied wordt dikwijls geweten aan een “gebrek aan politieke wil.” Toch is het makkelijk om te vergeten hoe doelbewust de passiviteit op het terrein van de klimaatverandering is. Beleidsmakers verzetten zich bijvoorbeeld vaak tegen het opleggen van hoge belastingen aan broeikasgasemissies, ondanks het feit dat dit de transitie naar schonere energie zou bevorderen. Ook is er vaak sprake van een verlangen om het de gevestigde machten in de energie- en andere economische sectoren naar de zin te maken, en van een onwilligheid om de feiten van de klimaatverandering te aanvaarden.

We zien dit herhaaldelijk. In de Verenigde Staten bespreken beleidsmakers en publieke activisten de klimaatverandering al ruim dertig jaar, maar hebben ze slechts bescheiden vooruitgang geboekt. Nog pas afgelopen november, een paar weken na de verschijning in oktober van het alarmerende IPCC-rapport, is een poging mislukt om een koolstofbelasting in te voeren in de staat Washington, een van de op milieugebied meest progressieve staten van de VS. Op dezelfde manier hebben landen in de hele wereld slechts schoorvoetende en inconsistente stappen gezet om de biodiversiteit te beschermen. In wezen liggen maar weinig landen op koers om de Aichi Biodiversity Targets te verwezenlijken, en hebben vele regeringen feitelijk de bescherming versoepeld nu zij de ontwikkeling in ecologisch kwetsbare gebieden goedkeuren.

Bovendien hebben de internationale klimaat- en milieuakkoorden dikwijls geen tanden. Hoewel er vooruitgang is geboekt met het afronden van het zogenoemde “Paris rulebook” – de regels die ten grondslag zullen liggen aan de implementatie van het akkoord van Parijs – zijn de meeste toezichtmechanismen op verzet gestuit van landen die de kortetermijnkosten belangrijker vinden dan de langetermijnbaten.

In feite is een groot deel van het probleem juist deze óf-óf-formulering van de kwestie. Klimaatgerelateerde strategieën worden maar al te vaak voorgesteld als een onmogelijke keuze tussen energiezekerheid en milieubescherming, of tussen economische groei en de terugdringing van de emissie van broeikasgassen. Uit onze data blijkt dat dit een simplistisch verhaal is dat ons op de langere termijn niets goeds zal brengen. De meest productieve benadering is er één die rekening houdt met de ecologische, sociale en economische behoeften.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er grote aanpassingen aan industriële en agrarische systemen nodig zullen zijn als we de uitdaging van de klimaatverandering het hoofd willen bieden. We zullen nieuw beleid nodig hebben om vervuilers aansprakelijk te stellen, investeringen in de natuurlijke infrastructuur moeten omarmen, beschermde gebieden moeten inrichten en slimmere planning moeten steunen. Maar dit alles is mogelijk.

Net als met iedere beleidsverandering zullen sommige sectoren of individuen met nieuwe kosten te maken krijgen; dit is vooral waar in het geval van beleid dat de vervuiling, het biodiversiteitsverlies en andere gevolgen aanpakt waar geen rekening mee wordt gehouden in markttransacties. Maar vervuilers  moeten een groter deel van de last van de klimaatverandering gaan dragen. Voor veel anderen – zoals boeren, vissers en producenten van schone energie – zal het omverwerpen van de status quo feitelijk meer economische en ecologische baten met zich mee brengen in plaats van minder.

De belangen zijn te groot om niets te doen. Over de hele wereld worden gemeenschappen geschaad of verwoest door stijgende oceanen en extreem weer, terwijl veilig en schoon drinkwater heel snel een luxe aan het worden is. Ik geloof nog steeds dat we de dreigingen waarmee we geconfronteerd worden het hoofd zullen kunnen bieden, maar zelfs een klimaatoptimist weet dat dit gevoel misschien niet altijd zal blijven bestaan.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/HVFmotanl