door Robert J. Shiller

Niettemin verwachtte ik geen zeepbelverhaal toen ik onlangs Colombia bezocht. Maar opnieuw vertelden de mensen me daar over een aanhoudende vastgoedzeepbel, en mijn chauffeur reed me rond in het aan zee gelegen stadje Cartagena, terwijl hij me op verbaasde toon wees op diverse huizen die even tevoren voor miljoenen dollars waren verkocht.

De Banco de la República, de centrale bank van Colombia, heeft een huizenprijzenindex voor drie grote steden - Bogotá, Medellín en Cali. Die index is sinds 2004 in reële (voor de inflatie gecorrigeerde) termen met 69% gestegen, waarbij het grootste deel van de stijging zich heeft voorgedaan na 2007. Deze groei doet denken aan de ervaring in de Verenigde Staten, waar de S&P/Case-Shiller Ten-City Home Price Index tussen het dieptepunt in 1997 en de piek in 2006 in reële termen met 131% is gestegen.

Dat roept de vraag op wat een speculatieve zeepbel nu precies is. De Oxford English Dictionary definieert een zeepbel als “alles wat fragiel, niet- substantieel, leeg of waardeloos is, en een bedrieglijk beeld geeft. Vanaf de 17de eeuw dikwijls van toepassing op misleidende commerciële of financiële praktijken”. Het probleem is dat woorden als “bedrieglijk” en “misleidend” duiden op doelbewust handelen in plaats van op een wijdverbreid sociaal fenomeen dat door geen enkele impresario wordt gedirigeerd.

Misschien wordt het woord “zeepbel” wel te makkelijk gebruikt.

Dat is zeker de mening van Eugene Fama. Fama, de belangrijkste pleitbezorger van de “hypothese van de efficiënte markten” en (samen met de auteur van dit artikel) dit jaar de ontvanger van de Nobelprijs voor de Economie, ontkent dat zeepbellen bestaan. In een interview uit 2010 met John Cassidy voor The New Yorker, zegt hij: “Ik weet niet eens wat een “zeepbel” betekent. Dat woord is heel populair geworden. Ik denk niet dat het enige betekenis heeft”.

In de tweede editie van mijn boek Irrational Exuberance heb ik geprobeerd een betere definitie te geven van een zeepbel. Een “speculatieve zeepbel”, schreef ik toen, is “een situatie waarin nieuws over prijs- of koersstijgingen het enthousiasme onder beleggers aanwakkert, dat zich vervolgens via psychologische besmetting van persoon tot persoon verspreidt, waarbij gaandeweg de verhalen worden uitvergroot die de koersstijging zouden kunnen rechtvaardigen”. Hierdoor wordt “een steeds bredere groep beleggers aangetrokken, die zich – ondanks twijfels over de werkelijke waarde van de belegging – ermee willen inlaten, deels als gevolg van het feit dat ze de successen van andere beleggers benijden, en deels door hetzelfde soort opwinding dat gokkers beweegt”.

Subscribe to PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Subscribe to PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Dit lijkt de kernbetekenis van het woord te zijn in zijn meest consistente gebruik. Impliciet in deze definitie is een suggestie voor het antwoord op de vraag waarom het voor 'slim geld' zo moeilijk is om te profiteren van het gokken tegen zeepbellen: de psychologische besmetting bevordert een geesteshouding die de koersstijgingen rechtvaardigt, zodat de deelname aan de zeepbel bijna rationeel genoemd kan worden. Maar zij is niet rationeel.

In ieder land is het verhaal weer anders en weerspiegelt het het lokale nieuws, dat niet altijd 'spoort' met het nieuws in andere landen. Het huidige verhaal in Colombia lijkt te zijn dat de regering van het land, dat tegenwoordig onder het goed aangeschreven beheer staat van president Juan Manuel Santos, de inflatie en de rente omlaag heeft weten te brengen naar het niveau van een ontwikkeld land, terwijl de dreiging van de rebellen van het FARC nagenoeg is geëlimineerd, zodat de Colombiaanse economie vitaler is geworden. Dit is een verhaal dat goed genoeg is om een zeepbel op de vastgoedmarkt te laten ontstaan.

Omdat zeepbellen in essentie sociaal-psychologische verschijnselen zijn, zijn ze – door hun aard – moeilijk te beheersen. Het optreden van de toezichthouders sinds de financiële crisis kan de kans op zeepbellen in de toekomst helpen verminderen, maar de angst van het publiek voor zeepbellen kan de psychologische besmetting ook verergeren, waardoor juist nog meer zichzelf-vervullende voorspellingen tot wasdom kunnen komen.

Eén probleem met het woord 'zeepbel' is dat het een beeld oproept van een steeds maar groeiende zeepbel, die onherroepelijk en plotseling zal barsten. Maar speculatieve zeepbellen laten zich niet zo makkelijk doorprikken; ze kunnen een beetje leeglopen, als het verhaal verandert, om zich daarna weer te vullen.

Het lijkt nauwkeuriger om deze episodes 'speculatieve epidemieën' te noemen. We weten van de influenza dat een nieuwe epidemie plotseling kan opduiken, juist op het moment dat een oudere aan het verdwijnen is, als een nieuwe vorm van het virus opduikt, of als een of andere omgevingsfactor het besmettingsrisico verhoogt. Op dezelfde manier kan een nieuwe speculatieve zeepbel overal opduiken, iedere keer als er een nieuw verhaal over de economie verschijnt, en als dat genoeg narratieve kracht heeft om een nieuwe besmetting van het gedachtengoed van beleggers te veroorzaken.

Dit is wat er in de jaren twintig in de Verenigde Staten op de haussemarkt is gebeurd, met de piek in 1929. We hebben die geschiedenis verdraaid door over zeepbellen na te denken als een periode van dramatische koers- en prijsstijgingen, gevolgd door een plotselinge ommekeer en een grote, definitieve crash. In feite zorgde een forse stijging van de reële aandelenkoersen in de VS na “Zwarte Dinsdag” ervoor dat ze in 1930 alweer halverwege het niveau van 1929 waren. Dit werd gevolgd door een tweede crash, een nieuwe opleving tussen 1932 en 1937, en een derde crash.

Speculatieve zeepbellen eindigen niet als een kort verhaal, een roman of een toneelstuk. Er is geen uiteindelijke afloop waarin alle draden van het verhaal bijeenkomen in een indrukwekkend slotakkoord. In de echte wereld weten we nooit wanneer het verhaal voorbij is.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/OUSD6W5nl