pickles1_Oliver Llaneza HesseConstruction PhotographyAvalonGetty Images_chilelithium Oliver Llaneza Hesse/Construction Photography/Avalon/Getty Images

Europa's gebrekkige aanpak van cruciale mineralen

LONDEN – Een fabriek kan economisch waardevol lijken, maar als ze zoveel vervuilt dat ze het omringende ecosysteem vernietigt, voegt ze helemaal geen waarde toe. Dit principe zou centraal moeten staan in de beleidsbeslissingen van de Europese Unie, nu zij wedijvert om de toegang veilig te stellen tot de 34 grondstoffen die als ‘cruciaal’ worden beschouwd voor de sectoren hernieuwbare energie, digitale energie, gezondheid, en ruimtevaart en defensie van de EU.

Het proces waarbij cruciale mineralen uit ruwe ertsen worden gewonnen – voordat ze worden gesmolten, geraffineerd of op een andere manier in bruikbare vormen worden omgezet – is sterk geconcentreerd binnen wereldwijde toeleveringsketens, en niet in Europa. In 2021 verwerkte China vijftig procent van alle lithium ter wereld, 56 procent van alle nikkel, tachtig procent van alle gallium, zestig procent van alle germanium en 69 procent van alle kobalt. Als gevolg hiervan zijn deze toeleveringsketens gevoelig voor knelpunten en zeer kwetsbaar voor economische en geopolitieke schokken.

Als een delfstoffenverwerkende mogendheid als China besluit om cruciale delfstoffenleveringen als hefboom of straf te gebruiken, zal de EU zich in een aanzienlijk nadeel bevinden. In juli kondigde China aan dat het de export van gallium en germanium, beide nodig voor de productie van halfgeleiders, zou beperken. Die beslissing had gevolgen voor de nationale veiligheid in Europa, waar de vraag naar gallium tegen 2050 naar verwachting zeventien keer zo groot zal worden.

Deze kwetsbaarheid verklaart deels waarom de Europese Commissie vastbesloten is om de Critical Raw Materials Act begin 2024 aangenomen te krijgen. Samen met het versterken van de eigen mineraalverwerkende capaciteit van de EU en het smeden van ‘strategische partnerschappen’ met mineraalrijke landen, is deze CRMA een belangrijk onderdeel van de EU-strategie voor het veiligstellen van de voorraden die zij nodig heeft.

Om de aantrekkingskracht van strategische partnerschappen te vergroten – en tegelijkertijd afstand te nemen van haar uitbuitende verleden – heeft de EU in de CRMA toezeggingen opgenomen over ‘waardetoevoeging’ in de landen waar essentiële ruwe mineralen zullen worden gewonnen en verwerkt. Hoewel we wel kunnen raden wat daarmee wordt bedoeld – bijvoorbeeld het ondersteunen van de ontwikkeling van de mineraalverwerkende capaciteit in landen waar die ontbreekt – wordt noch in de CRMA noch in andere tot nu toe gepubliceerde documentatie duidelijk omschreven hoe die toegevoegde waarde moet worden gemeten.

Zoals een nieuwe studie van de Heinrich Böll Stichting aangeeft, zorgt dit ervoor dat burgers van mineraalproducerende landen en Europeanen geen geïnformeerde beslissingen kunnen nemen over deze strategische partnerschappen, die hoe dan ook juridisch niet bindend zullen zijn. Zoals een in het onderzoek geïnterviewde expert opmerkt: ‘Tenzij het duidelijk gedefinieerd is, wordt toegevoegde waarde een politieke slogan die gehanteerd kan worden. Wil het in de praktijk iets betekenen, dan is het een concept dat moet worden uitgepakt.’

Subscribe to PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Subscribe to PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

De Europese Commissie heeft enkele aanwijzingen gegeven over wat dit ‘uitpakken’ zou kunnen inhouden. Tijdens de vorige maand in Brussel gehouden Raw Materials Week van de EU suggereerden vertegenwoordigers van de Commissie dat waardetoevoeging economisch van aard zou zijn, met de nadruk op het creëren van banen en het genereren van inkomsten voor lokale gemeenschappen. Maar hoewel banen en inkomsten natuurlijk wenselijk zijn, houdt deze aanpak geen rekening met de enorme milieu- en sociale kosten van de mineraalverwerking.

In Namibië heeft een grote kopersmelterij in Tsumeb in het verleden de plaatselijke lucht, bodem en water zodanig vervuild dat de bewoners verhoogde lood- en arsenicumgehaltes vertoonden. In Chili heeft de lithiumwinning geleid tot ernstige watertekorten, omdat die 65 procent van de voorraad van de Atacamawoestijn verbruikt en zoetwaterbronnen vervuilt. Lokale gemeenschappen zijn niet of nauwelijks geraadpleegd over deze activiteiten – een schending van de principes die zijn vastgelegd in Conventie 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie en de Declaration on the Rights of Indigenous Peoples van de Verenigde Naties.

Als je de lokale bevolking vergiftigt om banen voor hen te creëren, kunnen die banen dan echt als ‘toegevoegde waarde’ worden beschouwd? Hoe zit het met de inkomsten uit mineralen die mogelijk zijn gemaakt door de vernietiging van lokale ecosystemen? Heeft de lokale economie echt baat bij activiteiten die haar ontdoen van vitale ecologische en sociale hulpbronnen?

Het moge duidelijk zijn dat economische winst op de korte termijn, gegenereerd door de winning en verwerking van mineralen, weinig betekent als deze activiteiten verwoestende gevolgen hebben voor het milieu en de gezondheid (die natuurlijk economische kosten op de langere termijn met zich meebrengen). Daarom moet de Europese Commissie milieu- en sociale overwegingen opnemen in de beoordelingen van waardetoevoeging die gekoppeld zijn aan de CRMA en soortgelijke initiatieven.

Maar dat is nog maar het begin. Zelfs in strikt economische termen vereist het concept van waardetoevoeging een genuanceerder perspectief. In een recent rapport werd berekend dat ruim 95 procent van het bbp dat werd gegenereerd door de toegenomen nikkelverwerking in een van de twee belangrijkste nikkelproducerende regio’s van Indonesië, Morowali, daar niet bleef. De lokale gemeenschappen dragen dus niet alleen de enorme milieukosten van de nikkelwinning; ze profiteren ook bijna niet van de opbrengsten. Niets van dit alles mag door de EU als ‘toegevoegde waarde’ worden beschouwd.

En dan zijn er nog de ‘best practices.’ De mineraalverwerking is als sector relatief onderbelicht in vergelijking met bijvoorbeeld de mijnbouw. Experts beschouwen ‘groene’ raffinage – als zoiets al kan bestaan – op zijn best als een opkomend gebied. En tot nu toe is de vooruitgang op het gebied van de mineraalverwerking vooral gericht geweest op het verminderen van de financiële en geopolitieke risico’s voor bedrijven, in plaats van op het verbeteren van de sociale en milieuresultaten.

Tesla, de fabrikant van elektrische auto’s, beweert een ‘innovatieve’ lithiumverwerkingstechniek te hebben bedacht die ‘ontworpen is om minder gevaarlijke reagentia te gebruiken’ dan het conventionele proces en die ‘bruikbare’ bijproducten oplevert. ‘Je zou midden in de raffinaderij kunnen wonen en er geen nadelige gevolgen van ondervinden,’ aldus Elon Musk, de CEO van Tesla. Maar het bedrijf heeft nog geen details openbaar gemaakt. De Heinrich Böll Stichting vroeg Tesla om meer informatie, maar kreeg geen antwoord.

Als er niets verandert, kan de verwerking van mineralen in sommige gevallen enige economische waarde toevoegen voor sommige landen, maar dit gaat ten koste van grote sociale en milieukosten. Tenzij de EU verder kijkt dan strikt economische maatstaven, zullen haar investeringen op dit gebied alleen maar de misstanden van het huidige, op fossiele brandstoffen gebaseerde systeem bestendigen, de menselijke gezondheid schaden, ecosystemen vernietigen en de ‘decarbonisatiekloof’ vergroten. Geen enkele retoriek over ‘toegevoegde waarde’ zal dat kunnen veranderen.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/ax1Riegnl