Ongelijkheid en het Amerikaanse kind

NEW YORK – Het wordt al heel lang onderkend dat kinderen een speciale groep vormen. Zij kunnen hun ouders niet uitkiezen, laat staan de omstandigheden waarin ze geboren worden. Zij kunnen niet op dezelfde manier als volwassenen voor zichzelf zorgen of zichzelf beschermen. Dat is de reden dat de Volkerenbond in 1924 de Geneefse Verklaring over de Rechten van het Kind aannam, en dat de internationale gemeenschap in 1989 de Conventie over de Rechten van het Kind aanvaardde.

Helaas komen de Verenigde Staten hun verplichtingen niet na. Zij hebben zelfs de Conventie over de Rechten van het Kind niet geratificeerd. De VS, met hun gekoesterde zelfbeeld van 'het land van de ongekende mogelijkheden', zouden een inspirerend voorbeeld moeten zijn van de rechtvaardige en verlichte behandeling van kinderen. In plaats daarvan staat het land model voor onvermogen – dat bijdraagt aan de mondiale traagheid als het gaat om de kinderrechten in de internationale arena.

Hoewel de gemiddelde Amerikaanse kindertijd misschien niet de slechtste van de wereld is, is de onevenredigheid tussen de rijkdom van het land en de toestand waarin zijn kinderen verkeren ongekend. Zo'n 14,5% van de Amerikaanse bevolking als geheel is arm, maar 19,9% van de Amerikaanse kinderen – zo'n 15 miljoen individuen – leeft in armoede. Van de ontwikkelde landen heeft alleen Roemenië een hoger percentage kinderarmoede. Het Amerikaanse percentage is tweederde hoger dan dat in Engeland, en wel vier maal zo hoog als in de Scandinavische landen. Voor sommige groepen is de situatie nog veel erger: ruim 38% van de zwarte kinderen, en 30% van de Spaanstalige kinderen is arm.

https://prosyn.org/HqRCmcLnl