nwuneli1_GULSHAN KHAN_AFP_Getty Images GULSHAN KHAN/AFP/Getty Images

De hoge kosten van de voedselmonopolies in Afrika

LAGOS – In mei zijn de mondiale voedselprijzen met 1,2% gestegen, waardoor ze hun hoogste peil hebben bereikt sinds oktober 2017. Deze opwaartse trend oefent onevenredig veel invloed uit in Afrika, waar het aandeel van het huishoudinkomen dat aan voedsel wordt uitgegeven eveneens stijgt. Om de voedselzekerheid veilig te stellen moeten overheden snel tot actie overgaan om deze ontwikkelingen te keren. Een goede manier om daarmee te beginnen is het in de gaten houden van de producenten die olie op het vuur gooien.

Volgens gegevens van het World Economic Forum liggen vier van de vijf landen waar het meest aan voedsel wordt uitgegeven in Afrika. Nigeria staat bovenaan de lijst, met een verbijsterende 56,4% van het huishoudinkomen dat in 2015 naar voedsel ging, gevolgd door Kenia (46,7%), Kameroen (45,6%) en Algerije (42,5%). Vergeleken hiermee besteden de consumenten in de Verenigde Staten wereldwijd het minst (6,4%), veel minder dan mensen in opkomende landen als Brazilië (16%) en India (30%).

Eén reden voor de grote verschillen is gelegen in de verhouding van de voedselprijzen ten opzichte van het inkomen. Nu Afrika aan het verstedelijken is, kopen mensen méér geïmporteerde gedeeltelijk of volledig kant-en-klare voedingsproducten, die méér kosten dan plaatselijk geproduceerd voedsel. En in de meeste landen hebben de lonen geen gelijke tred gehouden met de inflatie.

Maar de voornaamste oorzaak is een slecht overheidsbeleid: Afrikaanse regeringen zijn er niet in geslaagd de macht van de agrobedrijven en de grote voedselproducenten aan banden te leggen, een gebrek aan toezicht dat ervoor heeft gezorgd dat de lokale landbouw minder concurrerend is geworden. Daarentegen zijn de prijzen voor de meeste basisproducten gestegen.

De afwezigheid van antitrustwetgeving, in combinatie met een zwakke bescherming van de consument, betekent dat in veel landen slechts twee of drie grote bedrijven de markt beheersen voor producten als zout, suiker, meel, melk, olie en thee. De impact hiervan is het meest voelbaar in de Afrikaanse steden, waar de prijzen voor witte rijst, diepvrieskip, brood, boter, eieren en zelfs koolzuurhoudende frisdranken minstens 24% hoger zijn dan die in andere steden over de hele wereld. Deze prijzen raken consument direct en indirect (als gevolg van de doorgifte van hogere input-prijzen door voedselconglomeraten en service providers).

De Food and Agriculture Organization of the United Nations (Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, FAO) betoogt al lang dat voedselzekerheid en eerlijke prijzen afhangen van markten die vrij zijn van monopolistische tendenzen. De OESO is het daarmee eens, en heeft de autoriteiten regelmatig opgeroepen om “anti-competitieve fusies, misbruik van dominantie, kartelvorming en prijsafspraken, verticale belemmeringen en buitensluitende praktijken” in de voedselsector aan te pakken. Niettemin wordt dit advies in veel Afrikaanse landen doorgaans in de wind geslagen.

SPRING SALE: Save 40% on all new Digital or Digital Plus subscriptions
PS_Sales_Spring_1333x1000_V1

SPRING SALE: Save 40% on all new Digital or Digital Plus subscriptions

Subscribe now to gain greater access to Project Syndicate – including every commentary and our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – starting at just $49.99.

Subscribe Now

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit geen nieuw probleem is. Tussen 1997 en 2004 registreerde de FAO bijvoorbeeld 122 aantijgingen van “anti-competitieve praktijken” in 23 landen in het ten zuiden van de Sahara gelegen deel van Afrika. Tot de schendingen van de regelgeving behoorden een “verticaal monopolie” in de suikersector van Malawi, illegale prijsafspraken in de mestsector van Kenia, en een “koperskartel” in de katoenindustrie van Zimbabwe. En ondanks de aanzienlijke hoeveelheid aandacht die zulke gevallen hebben gekregen, zijn de onderliggende problemen blijven bestaan.

Volgens de Wereldbank staat ruim 70% van de Afrikaanse landen wereldwijd in de onderste helft van de ranglijst als het gaat om inspanningen om de “op de markt gebaseerde concurrentie” te beschermen. Hoewel 27 Afrikaanse landen en vijf regionale blokken formeel antitrustwetten kennen, vindt afdwinging daarvan zelden plaats. De resterende landen kennen helemaal geen regelgeving en hebben weinig voortgang geboekt bij het ontwerpen ervan.

Er is één opmerkelijke uitzondering: Zuid-Afrika. Sinds 1998 heeft de Competition Act (Mededingingswet) van het land het ieder bedrijf dat minstens 45% van de markt controleert verboden andere bedrijven buiten te sluiten of controle uit te oefenen over de vaststelling van de prijzen. Overtreders van deze bepaling riskeren een boete van wel 10% van hun winst, en de afgelopen twintig jaar hebben een paar van de grootste bedrijven in het land – waaronder Tiger Brands, Pioneer Foods en Sime Darby – boetes gekregen. Zoals Tembinkosi Bonakele, het hoofd van de Mededingingscommissie van Zuid-Afrika, vorig jaar heeft opgemerkt, is de regering “vastbesloten de uitbuiting van de consument door kartels” ongedaan te maken, met name in de voedselsector.

Andere landen zouden het voorbeeld van Zuid-Afrika moeten volgen. Bedrijven en speciale belangengroepen zullen altijd proberen te profiteren van de afwezigheid van regelgeving. De behoefte aan hervormingen is het grootst in landen als Nigeria en Ghana, waar de uitgaven aan voedsel hoog zijn en de druk van de voedingsindustrie het meest uitgesproken is. Gelukkig is er steeds meer erkenning van de noodzaak van het aanpakken van deze problemen. Babatunde Irukera, directeur-generaal van de Consumer Protection Council (Raad voor de Consumentenbescherming) in Nigeria, heeft onlangs betoogd dat “op een grote, levendige en loyale markt als Nigeria de afwezigheid van brede mededingingswetgeving tragisch is. Ongereguleerde markten vormen binnen de context van de concurrentie het voor het overige ‘legitieme’ vehikel voor zowel financiële als sociale afpersing.”

Het terugdringen van de prijzen van basisvoedingsproducten met zelfs maar 10% (veel minder dan de gemiddelde premie die de kartels over de hele wereld in rekening brengen), door het anti-competitieve gedrag in deze sectoren aan te pakken of door de regelgeving te hervormen die ze tegen concurrentie beschermt, zou in Kenia 270.000 mensen, in Zuid-Afrika 200.000 mensen en in Zambia 20.000 mensen uit de armoede kunnen tillen. Een dergelijk beleid zou de huishoudens in deze landen jaarlijks een besparing opleveren van ruim $700 mln (Amerikaanse dollars uit 2015), waarvan de arme huishoudens onevenredig meer profiteren dan de rijkere.

Uiteindelijk is het de verantwoordelijkheid van politieke leiders om de consumenten te beschermen tegen ongeoorloofde samenwerking en prijsafspraken tussen producenten. Er is geen twijfel aan dat Afrikaanse bedrijven de ruimte moeten hebben om te innoveren en te groeien, maar hun succes mag nooit ten koste gaan van de volgende maaltijd van iemand anders.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/zPzxTXgnl