City of London Oli Scarff/Getty Images

Er zijn nieuwe prikkels nodig om de bedrijfsinvesteringen weer op gang te krijgen

LONDEN – In februari dit jaar merkte ik op dat de mondiale economie eind 2016 in een sterkere conjuncturele positie verkeerde dan de meeste mensen hadden verwacht, gezien de politieke onrust van de twaalf maanden daarvóór. Die opwaartse trend heeft zich doorgezet in het eerste kwartaal van 2017. Volgens de jongste indicatoren overtreft de mondiale bbp-groei de 4% – wellicht de beste prestatie sinds de tijd vóór de financiële crisis van 2008.

Toch hebben sommige waarnemers – en niet alleen chronische pessimisten – daar tegenin gebracht dat het bewijsmateriaal anekdotisch blijft, en dat het onmogelijk is te voorspellen hoe lang het huidige economische momentum zal duren. Er zijn andere perioden geweest in het lange herstel na 2008 dat de groei is teruggekeerd, om alleen maar weer even snel weg te ebben en traag te worden.

Voor het schragen van de economische groei op de langere termijn zullen de bedrijfsinvesteringen omhoog moeten gaan. Helaas is dit makkelijker gezegd dan gedaan. Met name in westerse economieën zijn de kapitaalinvesteringen (exclusief vastgoed) precies datgene wat ontbrak in eerdere, kortstondige cycli waarin sprake was van versnelling van de groei.

Niemand kan met zekerheid zeggen waarom deze investeringen zich de afgelopen jaren niet hebben hersteld. Maar ik vermoed dat de enigszins pessimistische conventionele wijsheid rond deze kwestie niet klopt.

Het conventionele betoog stelt dat behoedzame CEO's langetermijnrisico's zijn gaan zien als “niet echt de moeite waard.” Tot de vele onzekerheden waarmee zij worden geconfronteerd, behoren zorgen over excessieve regulering, drukkende ondernemingsbelastingen, hoge schuldenniveaus, grillige beleidsvorming, de politieke reactie tegen de mondialisering en twijfels dat de consumentenuitgaven buiten (of zelfs binnen) de Verenigde Staten op peil zullen blijven.

Een minder pessimistische kijk houdt in dat het na 2008 onvermijdelijk is geworden dat de mondiale economie zich zou losmaken van de Amerikaanse consumptiemachine en zich zou aanpassen aan de opkomst van nieuwe consumptie-economieën, niet in de laatste plaats China. Als dat gebeurt, zullen we allemaal vrolijk verder kunnen leven.

SPRING SALE: Save 40% on all new Digital or Digital Plus subscriptions
PS_Sales_Spring_1333x1000_V1

SPRING SALE: Save 40% on all new Digital or Digital Plus subscriptions

Subscribe now to gain greater access to Project Syndicate – including every commentary and our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – starting at just $49.99.

Subscribe Now

Ik neig naar deze minder pessimistische visie. Zoals ik in maart heb uitgelegd, heeft de Chinese economie het in het eerste kwartaal van 2017 verrassend goed gedaan, en het lijkt erop dat dit ook in het tweede kwartaal het geval zal zijn. In feite duiden de jongste maandelijkse cijfers uit China op een economische versnelling, met name op het gebied van de consumptie. En het was uit de cijfers over het eerste kwartaal ook al duidelijk geworden dat de Chinese consumenten een steeds belangrijkere motor van de economische groei aan het worden zijn.

Als ze met deze cijfers worden geconfronteerd, antwoorden pessimisten dat de recente, krachtige economische prestaties van China slechts van tijdelijke aard zijn – een product van nóg meer niet-duurzame stimulansen. En zelfs als de groei aanhoudt, zo betogen zij, zullen de Chinese autoriteiten westerse bedrijven – of zelfs Chinese bedrijven, volgens ultra-pessimisten – niet toestaan daarvan te profiteren. Maar of de pessimisten nu wel of niet gelijk krijgen over China, het is vreemd dat de bedrijfsinvesteringen zelfs lauw zijn gebleven in de tijd dat de motor van de mondiale groei zich nog elders bevond, zoals in de VS of in Europa (met name in Duitsland).

In de tijd dat ik aan het hoofd stond van de Review on Antimicrobial Resistance van de Britse overheid moest ik mij een beter beeld vormen van de farmaceutische sector. Ik ben er toen achter gekomen dat er iets te zeggen valt voor micro-economische krachten – en voor doodgewoon gezond verstand.

Neem de toekomst, die altijd onzeker is geweest en altijd onzeker zal zijn. Toch hebben de grootste economische inzinkingen zich voorgedaan in tijden dat bedrijven niet onzeker waren, maar er juist zeker wisten dat de toekomst er rooskleurig uit zou zien. Een overdaad aan zekerheid kan bijvoorbeeld de dotcom-zeepbel van 2000-2001 verklaren.

Maar omdat we nu weten, dankzij de toegenomen beschikbaarheid van heel veel informatie (inclusief verschillende gezichtspunten en opinies), dat de toekomst altijd onzeker zal zijn, is het gedrag van westerse bedrijven (en van veel bedrijven in de opkomende landen) juist buitengewoon logisch, vooral gezien de huidige werking van het financiële systeem. Waarom zouden leiders van bedrijven in een onzekere wereld investeren in plaats van dividend uit te keren aan veeleisende (maar over het algemeen risicoschuwe) beleggers, of een deel van de eigen aandelen van hun bedrijven terug te kopen (waardoor ze de koers/winstverhouding verbeteren en – beter nog – hun eigen beloning verhogen)?

Als het erop aankomt zijn de CEO's en de meest agressieve beleggers allemaal blij met deze aanpak. Helaas kan hetzelfde niet worden gezegd voor de werknemers, zowel die van vroeger als die van nu, omdat zij hiervan geen voordeel ondervinden voor hun pensioenen of lonen (die feitelijk worden geërodeerd door de lage rendementen op staatsobligaties in de westerse landen).

Het is hoog tijd dat onze gekozen regeringen de regels van het spel veranderen. Om te beginnen betekent dit het updaten van de belastingwetgeving om het uitgeven van obligaties veel minder aantrekkelijk te maken, vooral als de opbrengst daarvan wordt gebruikt om aandelen terug te kopen. Op z'n minst zou het moeilijker moeten worden om aandelen terug te kopen dan om echte dividenduitkeringen te doen. Op die manier zullen in ieder geval álle aandeelhouders en niet alleen het hogere bedrijfskader profiteren.

Bovendien zouden diezelfde managers niet moeten worden beloond op basis van koers/winst-doelstellingen op de korte termijn. Méér beleggers zouden andere prikkels moeten eisen, ter weerspiegeling van de prestaties op de langere termijn.

Het siert het Noorse Staatsfonds dat het zich onlangs heeft uitgesproken vóór zulke veranderingen. Andere grote institutionele beleggers en beleidsmakers zouden dit voorbeeld moeten volgen, om het bedrijfsleven de goede richting op te sturen. Als we de prikkels veranderen, zullen we de bedrijfsinvesteringen misschien eindelijk zien opleven.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/QrhRveQnl