PARIJS – De zojuist afgesloten VN-top over de toekomst in New York en de tweede wereldtop over sociale ontwikkeling volgend jaar hebben als doel ‘het uitstippelen van een pad om de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) te bereiken en te reageren op opkomende uitdagingen en kansen.’ Maar de vraag hoe de noodzakelijke investeringen gefinancierd moeten worden – vooral in een tijd waarin veel landen gebukt gaan onder hun schuldenlast – blijft de wereldwijde discussies bezighouden.
De wereld is gecompliceerder dan tien jaar geleden, toen de Agenda voor Duurzame Ontwikkeling werd opgesteld, die de zeventien SDG’s en hun 169 doelen omvat. Toen de Agenda in januari 2016 werd goedgekeurd, hadden we nog niet te maken gehad met de COVID-19-pandemie, was er nog geen oorlog uitgebroken in Oekraïne of Gaza, en lagen de Verenigde Staten en China niet met elkaar overhoop.
Vandaag is de wereldeconomie gefragmenteerder, zijn de geopolitieke spanningen opgelopen en hapert het multilateralisme. Bovendien is het aantal mensen dat in armoede leeft toegenomen: in 2020-’23 zullen naar schatting 165 miljoen mensen, vooral in de ontwikkelingslanden, onder de armoedegrens van de Wereldbank leven (3,65 dollar per dag bij koopkrachtpariteit).
Ondertussen is de schuldenlast van veel landen minder beheersbaar geworden, nadat regeringen gedwongen werden de overheidsuitgaven te verhogen als reactie op de pandemie en de daaropvolgende crisis in de kosten van levensonderhoud. Vandaag hebben slechts 27 ontwikkelingslanden – achttien procent van het totaal – geen buitensporige schuldenlast. De rest worstelt met te zware schulden, die de economische groei en ontwikkeling ondermijnen, en het risico op wanbetaling vergroten. Het Internationaal Monetair Fonds schat dat de drempel voor de schuldenlast van lage-inkomenslanden tussen de vijfendertig en zeventig procent van het bbp ligt, waarna de schuld onbeheersbaar kan worden.
Wanneer de kosten voor schuldaflossing hoog zijn, moeten landen vaak grote offers brengen om solvabel te blijven. Ze kunnen bijvoorbeeld hun deviezenreserves aanspreken, waardoor ze minder goed in staat zijn om te reageren op toekomstige crises, of middelen wegsluizen van cruciale beleidsterreinen – zoals onderwijs, gezondheidszorg en sociale bescherming – om hun aflossingen op peil te houden. In lage-inkomenslanden zijn de rentebetalingen nu gemiddeld 2,3 keer zo hoog als de uitgaven voor sociale bijstand en 1,4 keer zo hoog als de binnenlandse uitgaven voor gezondheidszorg. Ze bedragen zestig procent van de uitgaven aan onderwijs.
Een land dat de sociale uitgaven verlaagt om zijn schulden af te betalen – ondanks de toename van de armoede die daar onvermijdelijk uit voortvloeit – is waarschijnlijk niet in staat om op de langere termijn te investeren in duurzame ontwikkeling. En toch, zoals de VN en andere multilaterale organisaties duidelijk hebben gemaakt, is een aanzienlijke verhoging van de financiering, zowel op nationaal als internationaal niveau, een voorwaarde voor het bereiken van de SDG’s tegen de deadline van 2030.
Het is dus dringend noodzakelijk om verlichting te bieden aan landen die met schuldennood kampen. Regeringen zouden niet voor de keuze moeten komen te staan tussen het afbetalen van hun schulden en het zorgen voor hun burgers, en de schulden van vandaag zouden geen belemmering mogen vormen voor de toekomst. Het vermogen van landen om hun schulden te beheren moet worden beoordeeld aan de hand van een breder scala aan indicatoren – menselijke, sociale en ecologische, niet alleen financiële. Als schuldverlichting, schuldherstructurering of beide nodig zijn, moeten ze snel en efficiënt worden uitgevoerd als onderdeel van een alomvattende schuldbeheerstrategie, waarbij mogelijk gebruik wordt gemaakt van instrumenten zoals ‘schuld-voor-klimaat-swaps,’ waarbij de regering van de schuldenaar zich ertoe verbindt om de besparingen die voortvloeien uit de schuldverlichting te investeren in klimaatadaptatie of -mitigatie.
Maar schuldverlichting alléén is niet genoeg. Als de ontwikkelingslanden de SDG’s willen verwezenlijken, zullen ze nieuwe financieringsbronnen nodig hebben. Tot nu toe hebben multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB’s) op dit gebied het voortouw genomen. Uit een recent rapport van de OESO blijkt dat in de periode 2012-2020 de uitstroom van de Wereldbankgroep met 72 procent is toegenomen, en de uitstroom van andere MDB’s met 155 procent. In 2021-’22 is de totale MDB-uitstroom met nog eens 22 procent gestegen.
Deze trend zal zich voortzetten. Eerder dit jaar schatten tien MDB’s dat ze samen hun kredietruimte de komende tien jaar met nog eens 300-400 miljard dollar kunnen vergroten. Maar dit zou een toename van slechts 40 miljard dollar per jaar betekenen – veel minder dan de 260 miljard dollar per jaar die volgens de onafhankelijke deskundigengroep van de G20 nodig is om de SDG’s te halen.
Om de noodzaak van duurzame ontwikkeling aan te pakken, zullen de MDB’s hun lidstaten ervan moeten overtuigen hun eigen bijdragen te verhogen met bedragen die in verhouding staan tot de omvang van de uitdagingen die voor hen liggen. Andere multilaterale organisaties, zoals de VN, maar ook niet-gouvernementele donoren en de particuliere sector moeten eveneens hun steun opvoeren.
De multilaterale inspanningen moeten zowel gericht zijn op het aanpakken van bestaande schulden als op het uitbreiden van de toegang tot betaalbare financiering in de toekomst, met behulp van een verscheidenheid aan instrumenten, waaronder concessionele leningen, groeneen blauwe obligaties en subsidies. En de beleidsmaatregelen moeten op internationaal niveau worden gecoördineerd. Anders maken we weinig kans om de SDG’s te bereiken tegen de deadline van 2030, met verwoestende gevolgen voor alle mensen en de planeet.
Secure your copy of PS Quarterly: The Climate Crucible
The newest issue of our magazine, PS Quarterly: The Climate Crucible, is here. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, subscribe to PS Premium now.
Subscribe Now
Paola Subacchi is hoogleraar politieke economie aan Sciences Po. Binnenkort gaat zij daar de leerstoel staatsschulden bekleden.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
While even the world’s poorest economies have become richer in recent decades, they have continued to lag far behind their higher-income counterparts – and the gap is not getting any smaller. According to this year’s Nobel Prize-winning economists, institutions are a key reason why. From Ukraine’s reconstruction to the regulation of artificial intelligence, the implications are as consequential as they are far-reaching.
PARIJS – De zojuist afgesloten VN-top over de toekomst in New York en de tweede wereldtop over sociale ontwikkeling volgend jaar hebben als doel ‘het uitstippelen van een pad om de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) te bereiken en te reageren op opkomende uitdagingen en kansen.’ Maar de vraag hoe de noodzakelijke investeringen gefinancierd moeten worden – vooral in een tijd waarin veel landen gebukt gaan onder hun schuldenlast – blijft de wereldwijde discussies bezighouden.
De wereld is gecompliceerder dan tien jaar geleden, toen de Agenda voor Duurzame Ontwikkeling werd opgesteld, die de zeventien SDG’s en hun 169 doelen omvat. Toen de Agenda in januari 2016 werd goedgekeurd, hadden we nog niet te maken gehad met de COVID-19-pandemie, was er nog geen oorlog uitgebroken in Oekraïne of Gaza, en lagen de Verenigde Staten en China niet met elkaar overhoop.
Vandaag is de wereldeconomie gefragmenteerder, zijn de geopolitieke spanningen opgelopen en hapert het multilateralisme. Bovendien is het aantal mensen dat in armoede leeft toegenomen: in 2020-’23 zullen naar schatting 165 miljoen mensen, vooral in de ontwikkelingslanden, onder de armoedegrens van de Wereldbank leven (3,65 dollar per dag bij koopkrachtpariteit).
Ondertussen is de schuldenlast van veel landen minder beheersbaar geworden, nadat regeringen gedwongen werden de overheidsuitgaven te verhogen als reactie op de pandemie en de daaropvolgende crisis in de kosten van levensonderhoud. Vandaag hebben slechts 27 ontwikkelingslanden – achttien procent van het totaal – geen buitensporige schuldenlast. De rest worstelt met te zware schulden, die de economische groei en ontwikkeling ondermijnen, en het risico op wanbetaling vergroten. Het Internationaal Monetair Fonds schat dat de drempel voor de schuldenlast van lage-inkomenslanden tussen de vijfendertig en zeventig procent van het bbp ligt, waarna de schuld onbeheersbaar kan worden.
Wanneer de kosten voor schuldaflossing hoog zijn, moeten landen vaak grote offers brengen om solvabel te blijven. Ze kunnen bijvoorbeeld hun deviezenreserves aanspreken, waardoor ze minder goed in staat zijn om te reageren op toekomstige crises, of middelen wegsluizen van cruciale beleidsterreinen – zoals onderwijs, gezondheidszorg en sociale bescherming – om hun aflossingen op peil te houden. In lage-inkomenslanden zijn de rentebetalingen nu gemiddeld 2,3 keer zo hoog als de uitgaven voor sociale bijstand en 1,4 keer zo hoog als de binnenlandse uitgaven voor gezondheidszorg. Ze bedragen zestig procent van de uitgaven aan onderwijs.
Een land dat de sociale uitgaven verlaagt om zijn schulden af te betalen – ondanks de toename van de armoede die daar onvermijdelijk uit voortvloeit – is waarschijnlijk niet in staat om op de langere termijn te investeren in duurzame ontwikkeling. En toch, zoals de VN en andere multilaterale organisaties duidelijk hebben gemaakt, is een aanzienlijke verhoging van de financiering, zowel op nationaal als internationaal niveau, een voorwaarde voor het bereiken van de SDG’s tegen de deadline van 2030.
Het is dus dringend noodzakelijk om verlichting te bieden aan landen die met schuldennood kampen. Regeringen zouden niet voor de keuze moeten komen te staan tussen het afbetalen van hun schulden en het zorgen voor hun burgers, en de schulden van vandaag zouden geen belemmering mogen vormen voor de toekomst. Het vermogen van landen om hun schulden te beheren moet worden beoordeeld aan de hand van een breder scala aan indicatoren – menselijke, sociale en ecologische, niet alleen financiële. Als schuldverlichting, schuldherstructurering of beide nodig zijn, moeten ze snel en efficiënt worden uitgevoerd als onderdeel van een alomvattende schuldbeheerstrategie, waarbij mogelijk gebruik wordt gemaakt van instrumenten zoals ‘schuld-voor-klimaat-swaps,’ waarbij de regering van de schuldenaar zich ertoe verbindt om de besparingen die voortvloeien uit de schuldverlichting te investeren in klimaatadaptatie of -mitigatie.
Maar schuldverlichting alléén is niet genoeg. Als de ontwikkelingslanden de SDG’s willen verwezenlijken, zullen ze nieuwe financieringsbronnen nodig hebben. Tot nu toe hebben multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB’s) op dit gebied het voortouw genomen. Uit een recent rapport van de OESO blijkt dat in de periode 2012-2020 de uitstroom van de Wereldbankgroep met 72 procent is toegenomen, en de uitstroom van andere MDB’s met 155 procent. In 2021-’22 is de totale MDB-uitstroom met nog eens 22 procent gestegen.
Deze trend zal zich voortzetten. Eerder dit jaar schatten tien MDB’s dat ze samen hun kredietruimte de komende tien jaar met nog eens 300-400 miljard dollar kunnen vergroten. Maar dit zou een toename van slechts 40 miljard dollar per jaar betekenen – veel minder dan de 260 miljard dollar per jaar die volgens de onafhankelijke deskundigengroep van de G20 nodig is om de SDG’s te halen.
Om de noodzaak van duurzame ontwikkeling aan te pakken, zullen de MDB’s hun lidstaten ervan moeten overtuigen hun eigen bijdragen te verhogen met bedragen die in verhouding staan tot de omvang van de uitdagingen die voor hen liggen. Andere multilaterale organisaties, zoals de VN, maar ook niet-gouvernementele donoren en de particuliere sector moeten eveneens hun steun opvoeren.
De multilaterale inspanningen moeten zowel gericht zijn op het aanpakken van bestaande schulden als op het uitbreiden van de toegang tot betaalbare financiering in de toekomst, met behulp van een verscheidenheid aan instrumenten, waaronder concessionele leningen, groeneen blauwe obligaties en subsidies. En de beleidsmaatregelen moeten op internationaal niveau worden gecoördineerd. Anders maken we weinig kans om de SDG’s te bereiken tegen de deadline van 2030, met verwoestende gevolgen voor alle mensen en de planeet.
Secure your copy of PS Quarterly: The Climate Crucible
The newest issue of our magazine, PS Quarterly: The Climate Crucible, is here. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, subscribe to PS Premium now.
Subscribe Now
Paola Subacchi is hoogleraar politieke economie aan Sciences Po. Binnenkort gaat zij daar de leerstoel staatsschulden bekleden.