Worker's lockers in the abandoned Qingquan Steel plant Kevin Frayer/Getty Images

De kosten van een handelsoorlog

GENÈVE – Volgens een oud Afrikaans gezegde “is het het gras dat lijdt als olifanten met elkaar vechten.” Hetzelfde geldt voor complete handelsoorlogen: als grote economieën botsen, zullen de ontwikkelingslanden tot de landen behoren die het hardst getroffen worden.

Op 1 juni heeft de Amerikaanse regering importtarieven opgelegd van 25% op staal en 10% op aluminium. De heffingen zullen niet alleen China treffen, maar ook Canada, Mexico, en de landen van de Europese Unie. Cecilia Malmström, de EU-commissaris voor Handel, zei op een recent evenement, georganiseerd door de United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD): “We zijn nog niet in een handelsoorlog, maar dat zou kunnen gebeuren.” Het is een toestand die iedereen zorgen zou moeten baren.

We weten uit de geschiedenis dat niemand een handelsoorlog kan “winnen.” De tariefsverhogingen door grote handelslanden vertegenwoordigen een omkering van de inspanningen die sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn geleverd om de handelsbarrières te elimineren en de wereldhandel te faciliteren. Nadat de General Agreement on Tariffs and Trade (GATT, Algemene Overeenkomst over Tarieven en Handel) in 1947 van kracht werd, is de gemiddelde waarde van de importtarieven in de wereld met 85% gedaald. Dat is geen toeval; het is eerder het gevolg van multilaterale samenwerking, en acht ronden van mondiale handelsbesprekingen, eerst onder auspiciën van de GATT en later onder die van zijn opvolger, de Wereldhandelsorganisatie (WTO).

https://prosyn.org/aOW5vwXnl