UIG via Getty Images Education Images/UIG via Getty Images

De toekomst van fish farming

NEW HAVEN – De vraag naar zeevoedsel rijst de pan uit, en zal dat deze eeuw blijven doen. De enige manier om in die vraag te kunnen voorzien is door het bedrijven van aquacultuur. Maar ook al zal de aquacultuur van de volgende generatie ecologisch gezien veel verantwoordelijker zijn dan zijn voorgangers, er zal veel meer energie aan te pas komen. En als die extra energie niet schoon en goedkoop is, kunnen de nieuwe aquacultuur-technologieën onze bredere milieu- en klimaatdoelstellingen niet dienen.

De stijging van de vraag naar zeevoedsel is tot op zekere hoogte goed. Vis is efficiënter dan varkens- of rundvlees, omdat er minder inputs nodig zijn om dezelfde hoeveelheid proteïne te verkrijgen. Dus nu de mondiale vleesconsumptie blijft toenemen, is het zinvol als een groot deel daarvan uit de zee komt.

Aan de andere kant leidt de stijgende vraag naar zeevoedsel tot aanzienlijke ecologische risico's. Volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) wordt bijna een derde van de mondiale visgronden al op een niet-duurzame manier leeggevist, wat betekent dat wilde populaties zich niet snel genoeg kunnen herstellen om het tempo te compenseren waarin ze worden aangetast. En omdat wilde populaties de toenemende vraag niet aan kunnen, zullen meer vissen moeten worden gefokt.

Om die reden is aquacultuur nu al de toonaangevende manier van visproductie voor menselijke consumptie. Maar net als bij de visserij zijn er ecologische risico's aan verbonden. Omdat aquacultuurystemen zich dikwijls bevinden langs de kustlijn of in de buurt van rivieren of vijvers in het binnenland, hebben ze de neiging natuurlijke habitats te ontwrichten, bij te dragen aan de stikstofvervuiling, en onnodige druk uit te oefenen op de visvoorraden die tot voer dienen. Fish farming is bijvoorbeeld een van de voornaamste oorzaken van de mangrove-ontbossing in Zuidoost-Azië.

Maar zelfs met deze negatieve effecten voor het natuurbehoud in het achterhoofd blijft aquacultuur de enige optie om de toekomstige vraag het hoofd te kunnen bieden. Het pad dat de bedrijfstak vandaag de dag zal kiezen, zal dus jarenlang verreikende ecologische gevolgen hebben.

Op de korte termijn kunnen fish farms wel degelijk schoner gemaakt worden. Een paar verantwoordelijke producenten hebben nieuwe technieken en technologieën geïntroduceerd om de vervuiling te bestrijden – van het monitoren van de voedselopname via videocamera's tot het integreren van zogenoemde filter feeders als schelpdieren en zeewier in hun systemen. Anderen proberen hun afhankelijkheid van prooivissen terug te dringen door vismeel te vervangen door plantaardige proteïnen, of door nieuwe biotechnologieën te adopteren om op duurzamer wijze visvoedsel te kunnen produceren. Maar zolang deze aquacultuursystemen ingebed zijn in kust- of zoetwatermilieus zullen ze blijven bijdragen aan habitatverlies en ecologische ontwrichting.

Subscribe to PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Subscribe to PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Op de langere termijn bieden deskundigen over het algemeen twee routes voorwaarts: op het land gebaseerde hercirculatiesystemen en buitengaatse aquacultuur. Beiden kunnen in potentie de negatieve externaliteiten van de aquacultuur verzachten en de visproductie ook in de toekomst duurzaam maken.

De eerste benadering houdt in dat fish farms van de oceaan worden verplaatst naar hercirculerende aquacultuursystemen (RAS), waarin vissen worden gehouden in binnentanks die worden gereguleerd door pompen, verwarmingsinstallaties, beluchtingsinstallaties en filters.  Een van de grootste voordelen van deze aanpak is de aanpasbaarheid ervan: een RAS kan vrijwel overal worden geplaatst, van stedelijke kavels tot afgedankte varkensschuren.

Nog beter is dat deze systemen zijn ontworpen om vrijwel al het water dat zij gebruiken te recyclen, wat het probleem van kustvervuiling elimineert. Dientengevolge geeft de organisatie Seafood Watch alle vis die afkomstig is uit RAS-systemen momenteel een “Best Choice”-tag.

De andere optie is het verplaatsen van aquacultuur in de tegenovergestelde richting: naar de open zee. Buitengaatse systemen maken gebruik van de krachten van de oceaan, door diepere wateren en sterkere stromen te gebruiken om overtollige voedingsstoffen en afval weg te voeren van gevoelige ecosystemen langs de kust. Als gevolg daarvan hebben zij geen behoefte aan mechanische pompen of filters (hoewel gemotoriseerde afrasteringen uiteindelijk hun weg naar zee zouden kunnen vinden).

In de Verenigde Staten is de aquacultuur-industrie begonnen zich in de richting van RAS-systemen te bewegen. Een Noorse firma heeft bijvoorbeeld zojuist plannen bekendgemaakt om een grote, nieuwe, op het land gevestigde zalmfokkerij te bouwen in Maine. En voorbeelden van buitengaatse projecten kunnen worden aangetroffen langs de kusten vanNoorwegen, Californië enHawaii. Maar beide systemen zijn nog steeds eerder een niche dan de norm.

Een van de voornaamste problemen met de schonere benaderingen van de aquacultuur is dat ze energie-intensief zijn. Bij op het land gebaseerde systemen moeten natuurlijke processen zoals filtering en de waterverversing mechanisch worden uitgevoerd, wat een hoop elektriciteit kost. Dat is niet per se een probleem op plekken met elektriciteitsnetwerken die weinig fossiele brandstoffen gebruiken, zoals in Frankrijk, maar zou dat wel zijn op een plek als Nova Scotia, dat zwaar afhankelijk is van steenkool.

Op dezelfde manier hebben buitengaatse operaties diesel nodig voor transport en onderhoud, en dat zal zo blijven totdat elektrische vaartuigen of vloeibare brandstoffen waarbij weinig CO2 vrijkomt levensvatbaarder worden. Hoewel de aquacultuur op de open oceaan nog steeds minder dieselbrandstof vergt dan de commerciële visserij – en kan draaien op duurzame energiebronnen  als zonne-, wind- of golfenergie – is buitengaatse aquacultuur energie-intensiever dan conventionele fish farms. En zelfs als nieuwere aquacultuursystemen hun huidige operationele en regelgevende problemen kunnen overwinnen, zal hun grootste obstakel het gebrek aan beschikbaarheid zijn van goedkope energie met een kleine CO2-voetafdruk. Zolang fossiele brandstoffen het grootste deel van het mondiale energieverbruik voor hun rekening nemen, zal de ecologische belofte van de aquacultuur van de volgende generatie niet verwezenlijkt worden.

Dit geldt voor een breed scala aan bedrijfstakken. Zonder schonere en goedkopere energie over de hele linie zullen we niet in staat zijn onze bredere ecologische en klimaatdoelstellingen te bereiken. Onze huidige energietechnologieën – inclusief kernenergie en duurzame energie – zijn nog steeds niet voldoende in staat te voorzien in de vraag. In de tussentijd zal de aquacultuur-industrie verdere investeringen moeten doen en nieuwe innovaties moeten ontwikkelen om zichzelf op het pad naar duurzaamheid te zetten – ter land of ter zee.

Vertaling: Menno Grootveld

Linus Blomqvist is directeur van het Conservation Program en het Food and Farming Program van het Breakthrough Institute.

https://prosyn.org/eb8jRzpnl