SAN FRANCISCO – Europa wordt geconfronteerd met verstoringen van de energievoorziening. Het Midden-Oosten en Afrika kampen met graantekorten. En vrijwel iedereen heeft moeite om halfgeleiders in handen te krijgen. Nu verstoringen van de aanvoer van cruciale producten steeds vaker voorkomen, moeten economieën en bedrijven belangrijke keuzes maken. De meest fundamentele lijkt te zijn of men zich terugtrekt uit de mondiale integratie of deze opnieuw vormgeeft.
Voor velen is de verleiding om zich terug te trekken misschien groot. Van de oorlog van Rusland tegen Oekraïne tot de Chinees-Amerikaanse rivaliteit: de wereldorde wordt steeds meer betwist, en wanneer waardeketens wereldwijd zijn, kan één enkele verstoring over de hele planeet weerklinken. Maar zoals wij in een nieuw onderzoek aantonen, zou het niet lang zo makkelijk zijn om zich uit deze waardeketens terug te trekken als men zou denken.
Decennialang heeft de wereld een snelle en uitgebreide economische integratie nagestreefd – en met reden. Door grotere specialisatie en schaalvoordelen mogelijk te maken, hebben mondiale waardeketens de efficiëntie verbeterd, de prijzen verlaagd, en het aanbod en de kwaliteit van goederen en diensten vergroot. Door de economische groei te ondersteunen, heeft dit de inkomens en de werkgelegenheid gestimuleerd – zij het niet voor iedereen – en mensen uit de armoede gehaald.
Met de integratie kwam ook de onderlinge afhankelijkheid. Zoals wij in ons document laten zien, is geen enkele regio vandaag de dag ook maar in de buurt van zelfvoorziening. Elke grote wereldregio importeert ruim 25 procent van ten minste één belangrijke grondstof of industrieproduct.
In veel gevallen liggen de cijfers nog veel hoger. Latijns-Amerika, Afrika bezuiden de Sahara, Oost-Europa en Centraal-Azië importeren ruim vijftig procent van de elektronica die zij nodig hebben. De Europese Unie importeert ruim vijftig procent van haar energiebronnen. De regio Azië-Pacific importeert ruim 25 procent van zijn energiebronnen. Zelfs Noord-Amerika, met minder domeinen van de economie die zeer afhankelijk zijn, is afhankelijk van de invoer van grondstoffen en industrieproducten.
Dit brengt ongetwijfeld risicoʼs met zich mee, vooral voor goederen waarvan de productie sterk geconcentreerd is. Zo wordt het grootste deel van het lithium en grafiet in de wereld – die beide worden gebruikt in accuʼs voor elektrische voertuigen – grotendeels gewonnen in drie of nog minder landen. Natuurlijk grafiet is sterk geconcentreerd, niet vanwege de reserves, maar omdat ruim tachtig procent in China wordt geraffineerd.
Secure your copy of PS Quarterly: The Climate Crucible
The newest issue of our magazine, PS Quarterly: The Climate Crucible, is here. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, subscribe to PS Premium now.
Subscribe Now
Evenzo wint de Democratische Republiek Congo 69 procent van het kobalt in de wereld, is Indonesië goed voor 32 procent van het nikkel in de wereld en produceert Chili 28 procent van het koper in de wereld. Een verstoring van de aanvoer uit een van deze bronnen zou verstrekkende gevolgen hebben.
De vraag is of landen – en bedrijven – deze risicoʼs kunnen beperken zonder de talloze voordelen van de wereldhandel op te geven. Sommige bedrijven maken al werk van diversificatie. Veel producenten van consumentenelektronica hebben hun productie in India en Vietnam uitgebreid om hun afhankelijkheid van China te verminderen en opkomende markten aan te boren. Ook de Verenigde Staten, de EU, Zuid-Korea, China en Japan hebben allemaal maatregelen aangekondigd om de binnenlandse productie van halfgeleiders te verhogen. Hoewel halfgeleiders nog geen tien procent van de totale handel uitmaken, zijn producten die er direct of indirect van afhankelijk zijn goed voor naar schatting 65 procent van alle goederenuitvoer.
Maar diversificatie vergt tijd en vraagt vaak aanzienlijke investeringen vooraf. Mineralen – een van de meest geconcentreerde producten in het mondiale systeem – zijn hiervan een voorbeeld. Het Internationale Energieagentschap heeft erop gewezen dat de ontwikkeling van nieuw aanbod van cruciale mineralen in het verleden gemiddeld ruim zestien jaar heeft geduurd.
Dit is niet alleen een kwestie van het openen van nieuwe mijnen; landen moeten ook hun verwerkingscapaciteit opbouwen en zorgen voor werknemers met de juiste vaardigheden. En dit alles moet gebeuren op een manier die de aanzienlijke milieu-effecten van mijnbouw en verwerking beperkt.
Innovatie kan actoren in staat stellen deze hindernissen te omzeilen. Er wordt al gewerkt aan de ontwikkeling van technologieën die minder afhankelijk zijn van natuurlijk grafiet, en fabrikanten van elektrische voertuigen experimenteren met benaderingen waarbij minder of helemaal geen kobalt wordt gebruikt. Geconfronteerd met stijgende palladiumprijzen heeft de chemiemultinational BASF een nieuwe katalysatortechnologie ontwikkeld die een gedeeltelijke vervanging door platina mogelijk maakt.
Een andere manier om de veerkracht te vergroten is wellicht een andere aanpak van de inkoop. Bedrijven kunnen samenwerken met elkaar en met overheden, via publiek-private partnerschappen, om hun gezamenlijke koopkracht te benutten, hun bevoorrading met essentiële goederen te versterken en duurzamere economieën te helpen opbouwen.
Er ontstaan al modellen voor dergelijke samenwerking. Het Canada Growth Fund wil overheidsmiddelen gebruiken om particulier kapitaal aan te trekken teneinde de toepassing van technologieën die nodig zijn om de economie koolstofvrij te maken, te versnellen, onder meer door de binnenlandse productie van cruciale materialen zoals zink, kobalt en zeldzame aardmetalen te verhogen. En de First Movers Coalition – bestaande uit ruim vijftig particuliere bedrijven wereldwijd – heeft toegezegd haar collectieve koopkracht te gebruiken om markten te creëren voor innovatieve schone technologieën in acht moeilijke sectoren.
Dergelijke strategieën laten zien dat we de risicoʼs kunnen beperken en economische veerkracht kunnen opbouwen zonder de onderlinge verbondenheid op te geven die de afgelopen decennia ruim een miljard mensen in staat heeft gesteld aan de armoede te ontsnappen. In plaats van te proberen ons uit de wereldeconomie terug te trekken, moeten we haar opnieuw vormgeven.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
While even the world’s poorest economies have become richer in recent decades, they have continued to lag far behind their higher-income counterparts – and the gap is not getting any smaller. According to this year’s Nobel Prize-winning economists, institutions are a key reason why. From Ukraine’s reconstruction to the regulation of artificial intelligence, the implications are as consequential as they are far-reaching.
SAN FRANCISCO – Europa wordt geconfronteerd met verstoringen van de energievoorziening. Het Midden-Oosten en Afrika kampen met graantekorten. En vrijwel iedereen heeft moeite om halfgeleiders in handen te krijgen. Nu verstoringen van de aanvoer van cruciale producten steeds vaker voorkomen, moeten economieën en bedrijven belangrijke keuzes maken. De meest fundamentele lijkt te zijn of men zich terugtrekt uit de mondiale integratie of deze opnieuw vormgeeft.
Voor velen is de verleiding om zich terug te trekken misschien groot. Van de oorlog van Rusland tegen Oekraïne tot de Chinees-Amerikaanse rivaliteit: de wereldorde wordt steeds meer betwist, en wanneer waardeketens wereldwijd zijn, kan één enkele verstoring over de hele planeet weerklinken. Maar zoals wij in een nieuw onderzoek aantonen, zou het niet lang zo makkelijk zijn om zich uit deze waardeketens terug te trekken als men zou denken.
Decennialang heeft de wereld een snelle en uitgebreide economische integratie nagestreefd – en met reden. Door grotere specialisatie en schaalvoordelen mogelijk te maken, hebben mondiale waardeketens de efficiëntie verbeterd, de prijzen verlaagd, en het aanbod en de kwaliteit van goederen en diensten vergroot. Door de economische groei te ondersteunen, heeft dit de inkomens en de werkgelegenheid gestimuleerd – zij het niet voor iedereen – en mensen uit de armoede gehaald.
Met de integratie kwam ook de onderlinge afhankelijkheid. Zoals wij in ons document laten zien, is geen enkele regio vandaag de dag ook maar in de buurt van zelfvoorziening. Elke grote wereldregio importeert ruim 25 procent van ten minste één belangrijke grondstof of industrieproduct.
In veel gevallen liggen de cijfers nog veel hoger. Latijns-Amerika, Afrika bezuiden de Sahara, Oost-Europa en Centraal-Azië importeren ruim vijftig procent van de elektronica die zij nodig hebben. De Europese Unie importeert ruim vijftig procent van haar energiebronnen. De regio Azië-Pacific importeert ruim 25 procent van zijn energiebronnen. Zelfs Noord-Amerika, met minder domeinen van de economie die zeer afhankelijk zijn, is afhankelijk van de invoer van grondstoffen en industrieproducten.
Dit brengt ongetwijfeld risicoʼs met zich mee, vooral voor goederen waarvan de productie sterk geconcentreerd is. Zo wordt het grootste deel van het lithium en grafiet in de wereld – die beide worden gebruikt in accuʼs voor elektrische voertuigen – grotendeels gewonnen in drie of nog minder landen. Natuurlijk grafiet is sterk geconcentreerd, niet vanwege de reserves, maar omdat ruim tachtig procent in China wordt geraffineerd.
Secure your copy of PS Quarterly: The Climate Crucible
The newest issue of our magazine, PS Quarterly: The Climate Crucible, is here. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, subscribe to PS Premium now.
Subscribe Now
Evenzo wint de Democratische Republiek Congo 69 procent van het kobalt in de wereld, is Indonesië goed voor 32 procent van het nikkel in de wereld en produceert Chili 28 procent van het koper in de wereld. Een verstoring van de aanvoer uit een van deze bronnen zou verstrekkende gevolgen hebben.
De vraag is of landen – en bedrijven – deze risicoʼs kunnen beperken zonder de talloze voordelen van de wereldhandel op te geven. Sommige bedrijven maken al werk van diversificatie. Veel producenten van consumentenelektronica hebben hun productie in India en Vietnam uitgebreid om hun afhankelijkheid van China te verminderen en opkomende markten aan te boren. Ook de Verenigde Staten, de EU, Zuid-Korea, China en Japan hebben allemaal maatregelen aangekondigd om de binnenlandse productie van halfgeleiders te verhogen. Hoewel halfgeleiders nog geen tien procent van de totale handel uitmaken, zijn producten die er direct of indirect van afhankelijk zijn goed voor naar schatting 65 procent van alle goederenuitvoer.
Maar diversificatie vergt tijd en vraagt vaak aanzienlijke investeringen vooraf. Mineralen – een van de meest geconcentreerde producten in het mondiale systeem – zijn hiervan een voorbeeld. Het Internationale Energieagentschap heeft erop gewezen dat de ontwikkeling van nieuw aanbod van cruciale mineralen in het verleden gemiddeld ruim zestien jaar heeft geduurd.
Dit is niet alleen een kwestie van het openen van nieuwe mijnen; landen moeten ook hun verwerkingscapaciteit opbouwen en zorgen voor werknemers met de juiste vaardigheden. En dit alles moet gebeuren op een manier die de aanzienlijke milieu-effecten van mijnbouw en verwerking beperkt.
Innovatie kan actoren in staat stellen deze hindernissen te omzeilen. Er wordt al gewerkt aan de ontwikkeling van technologieën die minder afhankelijk zijn van natuurlijk grafiet, en fabrikanten van elektrische voertuigen experimenteren met benaderingen waarbij minder of helemaal geen kobalt wordt gebruikt. Geconfronteerd met stijgende palladiumprijzen heeft de chemiemultinational BASF een nieuwe katalysatortechnologie ontwikkeld die een gedeeltelijke vervanging door platina mogelijk maakt.
Een andere manier om de veerkracht te vergroten is wellicht een andere aanpak van de inkoop. Bedrijven kunnen samenwerken met elkaar en met overheden, via publiek-private partnerschappen, om hun gezamenlijke koopkracht te benutten, hun bevoorrading met essentiële goederen te versterken en duurzamere economieën te helpen opbouwen.
Er ontstaan al modellen voor dergelijke samenwerking. Het Canada Growth Fund wil overheidsmiddelen gebruiken om particulier kapitaal aan te trekken teneinde de toepassing van technologieën die nodig zijn om de economie koolstofvrij te maken, te versnellen, onder meer door de binnenlandse productie van cruciale materialen zoals zink, kobalt en zeldzame aardmetalen te verhogen. En de First Movers Coalition – bestaande uit ruim vijftig particuliere bedrijven wereldwijd – heeft toegezegd haar collectieve koopkracht te gebruiken om markten te creëren voor innovatieve schone technologieën in acht moeilijke sectoren.
Dergelijke strategieën laten zien dat we de risicoʼs kunnen beperken en economische veerkracht kunnen opbouwen zonder de onderlinge verbondenheid op te geven die de afgelopen decennia ruim een miljard mensen in staat heeft gesteld aan de armoede te ontsnappen. In plaats van te proberen ons uit de wereldeconomie terug te trekken, moeten we haar opnieuw vormgeven.
Vertaling: Menno Grootveld