ROME – De wereldleiders hebben hoog opgegeven van het schijnbare succes dat al in 2010 – d.w.z. ruim vóór de deadline van 2015 – het Millennium Ontwikkelingsdoel is bereikt om het deel van de mensheid dat onder de armoedegrens leeft te halveren. Maar temidden van de aanhoudende armoede, stijgende ongelijkheid en tegenvallende groei in veel ontwikkelingslanden lijkt het succes van het anti-armoedebeleid twijfelachtig.
In feite is de vooruitgang buiten Azië bescheiden geweest, waarbij de situatie in een aantal landen en regio's is verslechterd – ondanks diverse groeispurts, de aanhoudende economische groei in een paar grote ontwikkelingslanden en de toewijding van de internationale gemeenschap aan de 2000 Millennium Declaration, die tot de formulering van de Millennium Ontwikkelingsdoelen heeft geleid.
Dit gemengde beeld roept twijfels op over de effectiviteit van het conventionele armoedebestrijdingsbeleid, dat dikwijls in verband wordt gebracht met de zogenoemde 'Washington Consensus,' waardoor het discours over de armoede in de jaren tachtig is bepaald. De door de Washington Consensus geïnspireerde hervormingen – zoals macro-economische stabilisatie (gedefinieerd als een inflatiepercentage onder de tien procent) en marktliberalisering – moesten de armoede terugdingen door de economische groei te versnellen.
Maar er is weinig aandacht besteed aan de structurele oorzaken van de armoede, zoals de ongelijkheid van bezittingen en kansen, of de oneerlijke verdeling van de groei. Omdat ongeschoolde werknemers hun banen vaak als eerste kwijtraken tijdens economische inzinkingen, terwijl de werkgelegenheid meestal achterblijft bij het herstel van de productie, hebben de verminderde overheidsuitgaven aan gezondheidszorg, onderwijs en andere sociale programma's uiteindelijk de kwetsbaarheid van de armen vergroot.
Het is daarom niet verrassend dat de gevolgen van de economische crisis die in 2008 uitbrak – de ergste sinds de Grote Depressie van de jaren dertig – deskundigen, beleidsmakers en de internationale financiële instellingen ertoe hebben aangezet opnieuw te gaan nadenken over de armoede. Velen verwerpen nu ideeën die ooit opgeld deden als het om armoede en deprivatie ging en waarschuwen ervoor dat zij leiden tot ineffectieve beleidsvoorschriften.
Het Report on the World Social Situation: Rethinking Poverty, en het bijbehorende boek Poor Poverty: The Impoverishment of Analysis, Measurement, and Policies,proberen de discussies over armoede in een stroomversnelling te brengen door het conventionele beleidskader tegen het licht te houden en een oordeel uit te spreken over populaire programma's voor de armoedebestrijding. Ze bevestigen dat het hoog tijd is het fundamentalistische vrijemarkt-denken dat de strategieën voor armoedebestrijding de afgelopen decennia heeft beheerst achter ons te laten, en te kiezen voor maatregelen die duurzame ontwikkeling en gelijkheid bevorderen, en rekening houden met de specifieke context.
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
Deze rapporten stellen de gangbare praktijk ter discussie, die ertoe heeft geleid dat ruim één miljard mensen beneden de armoedegrens leven (die wordt gedefinieerd als de koopkrachtequivalent van $1,25 per dag in 2005), en er niet in is geslaagd te voorkomen dat de economische groei in de meeste landen is gestagneerd. Bovendien is de ongelijkheid wereldwijd toegenomen – zelfs in landen die een snelle economische expansie hebben ondergaan, met name China en India. Hoewel groei doorgaans nodig is om de armoede terug te dringen, vertaalt die zich niet per se in het scheppen van werkgelegenheid, zoals blijkt uit de recente 'baanloze' of 'banenarme' groei in veel landen.
De VN sporen regeringen aan een meer proactieve ontwikkelingsrol op zich te nemen, die een geïntegreerde beleidsaanpak inhoudt, gericht op het bevorderen van structurele veranderingen, terwijl de ongelijkheid, kwetsbaarheid en economische onzekerheid moeten worden teruggedrongen. De groei moet stabieler worden, dankzij een consistent contra-cyclisch macro-economisch beleid, een behoedzaam beheer van de betalingsbalans en een grotere bestendigheid tegen externe schokken.
Over het algemeen hebben economieën, die er de afgelopen dertig jaar in zijn geslaagd te groeien en tegelijkertijd de armoede terug te dringen, dit gedaan door een pragmatisch, heterodox beleid te hanteren. Terwijl zij zich dikwijls bedienen van een beleggers- en marktvriendelijke taal, hebben ze meestal de particuliere beleggingen bevorderd, vooral in de gewenste economische sectoren, die meer banengroei opleveren, of toenemende rendementen in verhouding tot de schaalgrootte.
Maar in de meeste ontwikkelingslanden, vooral de armste, hebben hulpvoorwaarden en verdragsverplichtingen de beleidsruimte aanzienlijk beperkt. Met name trage groei en omzetverliezen, als gevolg van economische liberaliseringsprogramma's, hebben de ruimte voor het begrotingsbeleid teruggedrongen, met ernstige gevolgen voor de armoede. Deze trend moet worden gekeerd.
Bovendien hebben de programma's die door de meeste donoren worden gesteund – zoals microkredieten, de formalisering van grondbezit en overheidshervormingen – soms wél geholpen de omstandigheden voor de armen te verbeteren, maar de armoede zelf niet noemenswaardig teruggedrongen. De leiders moeten pragmatische en innovatieve alternatieven overwegen, ontwerpen en ten uitvoer leggen, en niet blijven vertrouwen op ineffectieve maatregelen en programma's.
De afgelopen decennia werden bij het sociaal beleid steeds vaker de in aanmerking komende begunstigden beproefd op hun kredietwaardigheid, ogenschijnlijk om de kosteneffectiviteit te bevorderen. Maar in het algemeen is universeel sociaal beleid veel effectiever en politiek aanvaardbaarder gebleken, terwijl beleid dat zich richtte op de armen, of op “de armsten onder de armen,” vaak heel duur bleek te zijn en velen die in nood verkeerden niet wist te bereiken.
Het recht op sociale zekerheid, dat is vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, vergt universele sociale bescherming ter verzekering van het welzijn van iedereen, inclusief mensen die in armoede leven of het risico lopen in de armoede terecht te komen. Het sociaal beleid, de voorziening in de basisbehoeften en deze bescherming moeten daarom een integraal onderdeel vormen van de strategieën om de ontwikkeling op gang te brengen en de armoede terug te dringen.
In de meeste landen is een fundamenteel niveau van sociale bescherming – dat landen kan helpen de negatieve gevolgen van schokken te verzachten en mensen niet nog dieper in de armoede te laten wegzakken – betaalbaar. Maar landen met lage inkomens en een lage ontwikkelingsgraad hebben hulp nodig bij het verhogen van deze 'vloer' naar niveau's die acceptabeler zijn.
Om de armoede in de wereld effectief aan te pakken, moeten de wereldleiders beleid voeren dat de armoede terugdringt, en inclusieve, duurzame groei en ontwikkeling bevordert – waardoor op hun beurt de middelen worden verhoogd die beschikbaar zijn voor sociale uitgaven. Alleen als alle inwoners profiteren van de economische ontwikkeling kunnen leiders die de terugdringing van de armoede hoog in het vaandel voeren met recht beweren succes te hebben geboekt.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
Tech companies know that if there is an open, democratic debate about data security, consumers’ concerns about digital safeguards will win out. And while the industry's lobbyists tried to ensure that no such debate could ever occur, one of their more cynical moves has now been exposed and thwarted.
details how the industry tried to slip extraordinary protections against regulation into US trade agreements.
If we measure a failed state by the cracks in the edifice of its power, reflected in brewing ideological civil wars, deadlocked assemblies, and increasingly insecure public spaces, we must recognize that the United States is not so unlike Haiti. Both have given rise to violent gangs with political ambitions.
warns that rich Western democracies are not immune to politically motivated gang violence.
ROME – De wereldleiders hebben hoog opgegeven van het schijnbare succes dat al in 2010 – d.w.z. ruim vóór de deadline van 2015 – het Millennium Ontwikkelingsdoel is bereikt om het deel van de mensheid dat onder de armoedegrens leeft te halveren. Maar temidden van de aanhoudende armoede, stijgende ongelijkheid en tegenvallende groei in veel ontwikkelingslanden lijkt het succes van het anti-armoedebeleid twijfelachtig.
In feite is de vooruitgang buiten Azië bescheiden geweest, waarbij de situatie in een aantal landen en regio's is verslechterd – ondanks diverse groeispurts, de aanhoudende economische groei in een paar grote ontwikkelingslanden en de toewijding van de internationale gemeenschap aan de 2000 Millennium Declaration, die tot de formulering van de Millennium Ontwikkelingsdoelen heeft geleid.
Dit gemengde beeld roept twijfels op over de effectiviteit van het conventionele armoedebestrijdingsbeleid, dat dikwijls in verband wordt gebracht met de zogenoemde 'Washington Consensus,' waardoor het discours over de armoede in de jaren tachtig is bepaald. De door de Washington Consensus geïnspireerde hervormingen – zoals macro-economische stabilisatie (gedefinieerd als een inflatiepercentage onder de tien procent) en marktliberalisering – moesten de armoede terugdingen door de economische groei te versnellen.
Maar er is weinig aandacht besteed aan de structurele oorzaken van de armoede, zoals de ongelijkheid van bezittingen en kansen, of de oneerlijke verdeling van de groei. Omdat ongeschoolde werknemers hun banen vaak als eerste kwijtraken tijdens economische inzinkingen, terwijl de werkgelegenheid meestal achterblijft bij het herstel van de productie, hebben de verminderde overheidsuitgaven aan gezondheidszorg, onderwijs en andere sociale programma's uiteindelijk de kwetsbaarheid van de armen vergroot.
Het is daarom niet verrassend dat de gevolgen van de economische crisis die in 2008 uitbrak – de ergste sinds de Grote Depressie van de jaren dertig – deskundigen, beleidsmakers en de internationale financiële instellingen ertoe hebben aangezet opnieuw te gaan nadenken over de armoede. Velen verwerpen nu ideeën die ooit opgeld deden als het om armoede en deprivatie ging en waarschuwen ervoor dat zij leiden tot ineffectieve beleidsvoorschriften.
Het Report on the World Social Situation: Rethinking Poverty, en het bijbehorende boek Poor Poverty: The Impoverishment of Analysis, Measurement, and Policies,proberen de discussies over armoede in een stroomversnelling te brengen door het conventionele beleidskader tegen het licht te houden en een oordeel uit te spreken over populaire programma's voor de armoedebestrijding. Ze bevestigen dat het hoog tijd is het fundamentalistische vrijemarkt-denken dat de strategieën voor armoedebestrijding de afgelopen decennia heeft beheerst achter ons te laten, en te kiezen voor maatregelen die duurzame ontwikkeling en gelijkheid bevorderen, en rekening houden met de specifieke context.
Subscribe to PS Digital
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
Deze rapporten stellen de gangbare praktijk ter discussie, die ertoe heeft geleid dat ruim één miljard mensen beneden de armoedegrens leven (die wordt gedefinieerd als de koopkrachtequivalent van $1,25 per dag in 2005), en er niet in is geslaagd te voorkomen dat de economische groei in de meeste landen is gestagneerd. Bovendien is de ongelijkheid wereldwijd toegenomen – zelfs in landen die een snelle economische expansie hebben ondergaan, met name China en India. Hoewel groei doorgaans nodig is om de armoede terug te dringen, vertaalt die zich niet per se in het scheppen van werkgelegenheid, zoals blijkt uit de recente 'baanloze' of 'banenarme' groei in veel landen.
De VN sporen regeringen aan een meer proactieve ontwikkelingsrol op zich te nemen, die een geïntegreerde beleidsaanpak inhoudt, gericht op het bevorderen van structurele veranderingen, terwijl de ongelijkheid, kwetsbaarheid en economische onzekerheid moeten worden teruggedrongen. De groei moet stabieler worden, dankzij een consistent contra-cyclisch macro-economisch beleid, een behoedzaam beheer van de betalingsbalans en een grotere bestendigheid tegen externe schokken.
Over het algemeen hebben economieën, die er de afgelopen dertig jaar in zijn geslaagd te groeien en tegelijkertijd de armoede terug te dringen, dit gedaan door een pragmatisch, heterodox beleid te hanteren. Terwijl zij zich dikwijls bedienen van een beleggers- en marktvriendelijke taal, hebben ze meestal de particuliere beleggingen bevorderd, vooral in de gewenste economische sectoren, die meer banengroei opleveren, of toenemende rendementen in verhouding tot de schaalgrootte.
Maar in de meeste ontwikkelingslanden, vooral de armste, hebben hulpvoorwaarden en verdragsverplichtingen de beleidsruimte aanzienlijk beperkt. Met name trage groei en omzetverliezen, als gevolg van economische liberaliseringsprogramma's, hebben de ruimte voor het begrotingsbeleid teruggedrongen, met ernstige gevolgen voor de armoede. Deze trend moet worden gekeerd.
Bovendien hebben de programma's die door de meeste donoren worden gesteund – zoals microkredieten, de formalisering van grondbezit en overheidshervormingen – soms wél geholpen de omstandigheden voor de armen te verbeteren, maar de armoede zelf niet noemenswaardig teruggedrongen. De leiders moeten pragmatische en innovatieve alternatieven overwegen, ontwerpen en ten uitvoer leggen, en niet blijven vertrouwen op ineffectieve maatregelen en programma's.
De afgelopen decennia werden bij het sociaal beleid steeds vaker de in aanmerking komende begunstigden beproefd op hun kredietwaardigheid, ogenschijnlijk om de kosteneffectiviteit te bevorderen. Maar in het algemeen is universeel sociaal beleid veel effectiever en politiek aanvaardbaarder gebleken, terwijl beleid dat zich richtte op de armen, of op “de armsten onder de armen,” vaak heel duur bleek te zijn en velen die in nood verkeerden niet wist te bereiken.
Het recht op sociale zekerheid, dat is vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, vergt universele sociale bescherming ter verzekering van het welzijn van iedereen, inclusief mensen die in armoede leven of het risico lopen in de armoede terecht te komen. Het sociaal beleid, de voorziening in de basisbehoeften en deze bescherming moeten daarom een integraal onderdeel vormen van de strategieën om de ontwikkeling op gang te brengen en de armoede terug te dringen.
In de meeste landen is een fundamenteel niveau van sociale bescherming – dat landen kan helpen de negatieve gevolgen van schokken te verzachten en mensen niet nog dieper in de armoede te laten wegzakken – betaalbaar. Maar landen met lage inkomens en een lage ontwikkelingsgraad hebben hulp nodig bij het verhogen van deze 'vloer' naar niveau's die acceptabeler zijn.
Om de armoede in de wereld effectief aan te pakken, moeten de wereldleiders beleid voeren dat de armoede terugdringt, en inclusieve, duurzame groei en ontwikkeling bevordert – waardoor op hun beurt de middelen worden verhoogd die beschikbaar zijn voor sociale uitgaven. Alleen als alle inwoners profiteren van de economische ontwikkeling kunnen leiders die de terugdringing van de armoede hoog in het vaandel voeren met recht beweren succes te hebben geboekt.
Vertaling: Menno Grootveld