Het probleem met het bbp van arme landen

SEATTLE – Zelfs in goede financiële tijden zijn de budgetten voor ontwikkelingshulp niet bepaald ruim bemeten. Regeringsleiders en donoren moeten lastige beslissingen nemen over de vraag waar ze hun beperkte middelen aan moeten spenderen. Hoe beslis je welke landen goedkope leningen en goedkopere vaccins moeten krijgen, en welke landen het zich kunnen veroorloven hun eigen ontwikkelingsprogramma's te financieren?

Het antwoord hangt ten dele af van de vraag hoe we groei en verbeteringen in de levensstandaard van mensen meten. Van oudsher is een van de toonaangevende maatstaven het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking geweest – de waarde van de goederen en diensten die een land in een jaar produceert, gedeeld door de bevolkingsomvang van dat land. Maar het bbp zou in de armste landen wel eens een onnauwkeurige indicator kunnen zijn, wat niet alleen een zorg is voor beleidsmakers en mensen zoals ik die een hoop rapporten van de Wereldbank lezen, maar ook voor iedereen die gebruik wil maken van statistieken om de hulp aan de armste mensen van de wereld te bepleiten.

Ik heb lange tijd geloofd dat het bbp zelfs in de rijke landen de groei niet altijd even goed weergeeft. Het meten ervan is vrij ingewikkeld, omdat het heel moeilijk is de waarde van bepaalde soorten goederen in verschillende tijdsgewrichten met elkaar te vergelijken. In de Verenigde Staten was een encyclopedie in de jaren zestig bijvoorbeeld duur, maar van grote waarde voor gezinnen met leergierige kinderen. (Ik spreek uit ervaring, omdat ik vele uren heb doorgebracht met de veeldelige World Book Encyclopedia, die mijn ouders voor mijn zusjes en mij hadden gekocht). Nu hebben kinderen dankzij het internet gratis toegang tot veel meer informatie. Hoe verwerk je zoiets nou in het bbp?

https://prosyn.org/HSx6OjKnl