De mate van onafhankelijkheid van het financieel toezicht

LONDEN – Er bestaat een uitgebreide wetenschappelijke literatuur over de onafhankelijkheid van de centrale banken, en de centralebankpresidenten behandelen het onderwerp bij iedere gelegenheid die zich voordoet. De meeste wetenschappelijke artikelen, en alle bankgouverneurs, stellen dat een hoge mate van onafhankelijkheid gepaard gaat met lage inflatie en monetaire stabiliteit.

Sommige van deze wetenschappelijke studies trekken de oorzakelijke verbanden in twijfel en vragen zich af of landen met een sterk inflatie-afkerige bevolking – Duitsland is het meest voor de hand liggende voorbeeld – geneigd zijn een robuuste onafhankelijkheid te prefereren. Maar er is brede steun voor de algemene stelling dat een lagere en stabielere inflatie het resultaat is als politici zich niet met het bepalen van de rentestand bemoeien. Er zijn veel aanwijzingen uit het verleden dat de verkiezingscyclus de rentebesluiten heeft beïnvloed, met alle schadelijke gevolgen van dien.

Veel minder aandacht is besteed aan de onafhankelijkheid van de financiële toezichthouders en met name aan die van de banktoezichthouders. Velen van die laatsten maken natuurlijk deel uit van de centrale banken, maar dat geldt lang niet voor allemaal.