berglof34_Abhishek ChinnappaGetty Images_solar panels india Abhishek Chinnappa/Getty Images

Hoe ontwikkelingslanden een netto-nul-uitstoot kunnen bereiken

BEIJING – De ontwikkelingslanden bereiden zich voor op een gevecht, voorafgaand aan de conferentie van de Verenigde Naties over klimaatverandering (COP27) deze maand in Egypte. De bijeenkomst biedt lage- en middeninkomenslanden de kans hun gerechtvaardigde grieven te uiten over de klimaatkosten die zij onevenredig zwaar dragen – en de rijke landen de kans om eindelijk hun eerlijke deel te gaan betalen.

Terwijl de huidige ontwikkelde economieën tweehonderd jaar lang de vruchten hebben geplukt van de uitstoot van enorme hoeveelheden broeikasgassen, is de ontwikkelingslanden gevraagd hun toekomst op te offeren om de planeet te redden. Maar als we een netto-nul-uitstoot willen bereiken, moet de internationale gemeenschap ervoor zorgen dat de energietransitie kansen creëert voor landen met lagere inkomens, met name voor de landen in de frontlinie van de klimaatverandering.

Nergens is de spanning tussen het bevorderen van groei en het bestrijden van de klimaatverandering tastbaarder dan in Azië. Ondanks een uitdagend geopolitiek landschap hebben de Aziatische economieën zich hersteld van de COVID-19-pandemie, met een sterke groei en een bloeiende handel, dankzij nieuwe regionale overeenkomsten en groeiende waardeketens. Tegelijkertijd worstelen veel Aziatische regeringen met de ernstige luchtverontreiniging in de steden en de toenemende frequentie van krachtige stormen en overstromingen. Hoewel Azië verantwoordelijk is voor de grootste uitstoot van broeikasgassen ter wereld, met de hoogste koolstofintensiteit, bevinden zich er ook 99 van de honderd meest klimaatgevoelige steden ter wereld.

De netto-nul-transitie is een enorme onderneming die meer overheidscapaciteit vereist. Volgens een nieuw rapport van de Asian Infrastructure Investment Bank is dit de grootste uitdaging waarmee opkomende en zich ontwikkelende economieën ooit zijn geconfronteerd. Achtergebleven staatsbedrijven met een buitensporige koolstofvoetafdruk en door de staat gecontroleerde banken die te veel in fossiele brandstoffen hebben geïnvesteerd, moeten het voortouw nemen bij het bevorderen van hernieuwbare energie. Evenzo moeten regeringen missiegedreven beleid ontwikkelen en uitvoeren om het gebruik van koolstof accuraat te beprijzen, groene innovatie aan te moedigen en de afhankelijkheid van olie en steenkool op een sociaal en politiek duurzame manier af te bouwen.

Sommige staatsbedrijven zijn al begonnen deze uitdagingen aan te gaan. Sinds de Indiase premier Narendra Modi beloofde om tegen 2070 een netto-nul-uitstoot te bereiken, richt het staatsmijnbouwbedrijf Coal India zich steeds meer op hernieuwbare energiebronnen, met name op zonne-energie. Evenzo heeft de Chinese regering de ʻGrote Vijfʼ staatselektriciteitsbedrijven opgedragen het voortouw te nemen bij het vergroenen van het systeem. Ook financiële instellingen in staatshanden zijn aan het veranderen: zo heeft de Chinese Exim Bank een groen raamwerk voor haar binnenlandse activiteiten vastgesteld.

Maar we kunnen geen wereldwijde koolstofneutraliteit bereiken zonder aanzienlijke bijdragen van de particuliere sector. Hoewel de financieringsmogelijkheden van particuliere bedrijven vaak centraal staan in deze discussie, zijn de vaardigheden en technologieën die zij in de transitie kunnen inbrengen nóg belangrijker. Maar een bloeiende particuliere sector vereist een staat die in staat is corruptie te bestrijden, concurrentie af te dwingen en eigendomsrechten te beschermen. Daarom is de particuliere sector het zwakst in landen met onvoldoende overheidscapaciteit.

Subscribe to PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Subscribe to PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Het is opvallend dat in veel landen, waaronder India en Indonesië, hernieuwbare energiebronnen bijna uitsluitend door particuliere ondernemingen zijn ontwikkeld. Dit heeft windenergie en zonne-energie een enorme impuls gegeven, maar ook een tweedeling gecreëerd tussen door de staat gesponsorde industrieën voor fossiele brandstoffen en een hernieuwbare sector die grotendeels in particuliere handen is. Diversificatie-initiatieven zijn essentieel om de transitie naar een koolstofarme economie te versnellen, maar dit moet gebeuren zonder de prikkels voor de particuliere sector te ondermijnen.

In zowel opkomende, zich ontwikkelende als ontwikkelde economieën is het meest uitdagende aspect van de transitie dat daarvoor een ongekende afstemming en coördinatie van besluitvormers in de hele economie nodig is. Daartoe is een koolstofprijs die het werkelijke klimaateffect van vele activiteiten weerspiegelt, van cruciaal belang voor elk coördinatieraamwerk. Maar veel landen – waaronder China en India – hebben moeite gehad om een zinvolle koolstofprijs op te leggen, en zijn er in de meeste gevallen in geslaagd slechts een paar sectoren te dekken.

Maar koolstofbeprijzing alleen is niet voldoende om snel genoeg een netto-nul-uitstoot te bereiken. Mariana Mazzucato en anderen hebben gesproken over de behoefte aan ʻmoonshotsʼ – eenmalige overheidsprojecten die inspireren tot een missiegericht industrieel beleid. In die geest creëert Singapore momenteel een raamwerk waarbinnen overheidsinstanties nauw samenwerken met financiële instellingen in staatshanden en particuliere bedrijven om de netto-nuldoelstelling te verwezenlijken. Het gevoel van een gemeenschappelijk doel dat van deze instituties uitgaat, zal essentieel zijn om dit doel te bereiken.

Grootschalige gecoördineerde inspanningen leggen een zware last op de overheidscapaciteit, en het geven van voorrang aan bepaalde sectoren en technologieën is een inherent moeilijke taak die vaak kwetsbaar is voor invloeden van buitenaf en regelgevende inmenging. Daarom hebben de speciale gezant van de VN, Mark Carney, en anderen voorgesteld dat de ontwikkelingspartners landen helpen bij de opbouw van de overheidscapaciteit die essentieel is voor de transitie naar een netto-nul-uitstoot. Verschillende landen, waaronder Pakistan en de Filipijnen, hebben al proefversies van dergelijke ʻlandenplatformsʼ gelanceerd.

Helaas zijn de landen die het zwaarst door de klimaatverandering worden getroffen ook de landen waar de overheidscapaciteit het zwakst is. De internationale gemeenschap moet kwetsbare landen als Afghanistan, Myanmar, Bangladesh en de Malediven steunen bij het opbouwen van de capaciteiten die nodig zijn om de transitie naar een netto-nuleconomie vol te houden.

Als zij wil slagen moet de transitie als rechtvaardig worden ervaren. Zij mag de verschillen tussen rijke en arme landen niet bestendigen, en moet ook de sociaal-economische ongelijkheden binnen landen overstijgen. Programmaʼs voor de omscholing van werknemers en de overdracht van waardevolle vaardigheden van de fossiele-brandstofindustrie naar hernieuwbare energiebronnen zijn essentieel. Maar daarvoor zijn investeringen en een zorgvuldige uitvoering nodig.

Van cruciaal belang is dat de opkomende en zich ontwikkelende economieën in Azië en daarbuiten hun eigen ʻmoonshotsʼ ontwikkelen. Een positieve visie op gedeelde welvaart moet de vervanging van vervuilende technologieën door groenere alternatieven stimuleren. Het bereiken van een netto-nuleconomie is cruciaal om de ergste gevolgen van de klimaatverandering te verzachten. Maar als ontwikkelingslanden verwachten te zullen achterblijven, zullen ze nooit meekomen.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/MaYKAvAnl