De politiek van het 'morele risico'

BRUSSEL – Het is een oude en nooit eindigende strijd. Aan de ene kant staan de aanhangers van het principe van het 'morele risico,' die betogen dat één van de voornaamste verantwoordelijkheden van beleidsmakers is om te zorgen voor prikkels die duidelijk maken dat onvoorzichtigheid niet loont. Aan de andere kant staan de pleitbezorgers van de financiële stabiliteit, voor wie het vertrouwen in het financiële systeem te kostbaar is om in gevaar te laten komen, zelfs niet met de best mogelijke bedoelingen.

Cyprus is het jongste strijdtoneel tussen beide kampen. Op 25 maart, nadat het besluit was gevallen om de op één na grootste bank van het land op te doeken en onverzekerde beleggers tijdens dat proces grote verliezen toe te brengen, verklaarde Jeroen Dijsselbloem, de Nederlandse minister van Financiën en voorzitter van de Eurogroep, dat een gezonde financiële sector vergt dat “waar je risico's neemt, je ermee moet zien te leven.” Hij voegde eraan toe dat het doel was een omgeving te scheppen waarin de Europese ministers van Financiën “nooit meer een rechtstreekse herkapitalisering van een bank door het Europese Stabiliteits Mechanisme hoeven te overwegen.” Het leek wel of hij voorlas uit een lesboek over 'morele risico's.'

Maar onmiddellijk na deze uitspraak kelderden de koersen van Europese bankaandelen en werd Dijsselbloem er door velen (waaronder een aantal van zijn eigen collega's) van beticht olie op een brandend vuur te hebben gegooid. Binnen een paar uur gaf hij een verklaring uit, waarin stond dat “Cyprus een specifiek geval is met buitengewone problemen,” en dat “er geen sprake is van blauwdrukken” in de aanpak van de Europese crisis.

https://prosyn.org/Sdn1OUVnl