GettyImages-1154860563 Henry Nicholls WPA Pool/Getty Images

Boris Johnson en de ondermijning van de Britse zachte macht

EDINBURGH – Sinds het Britse Department of International Development (DFID, Departement voor Ontwikkelingssamenwerking) 22 jaar geleden werd opgericht, heeft het miljoenen mensen uit de armoede getild, miljoenen kinderen aan onderwijs geholpen en miljoenen levens gered via vaccinatieprogramma's en andere vernieuwende initiatieven. Zeer onlangs is het een wereldleider geworden op het gebied van de ontwikkelingshulp aan arme landen die geconfronteerd worden met de verwoestende gevolgen van de klimaatverandering.

Maar op grond van een voorstel dat momenteel wordt onderzocht door het overgangsteam van de vermoedelijk volgende premier van Groot-Brittannië, Boris Johnson, zou het DFID opgaan in het ministerie van Buitenlandse Zaken en het Gemenebest (FCO). De nieuwe premier zou één probleem – de onaanvaardbare veronachtzaming van de Britse diplomatieke dienst – oplossen door een nog groter probleem te creëren: het verlies van wellicht Groot-Brittannië's grootste mondiale bezit vandaag de dag, de zachte macht die het land op ieder continent uitoefent dankzij zijn grensverleggende toewijding aan het beëindigen van de armoede in de wereld.

Andere landen zijn erachter gekomen dat het inlijven van hun internationale hulpverleningsactiviteiten bij hun ministeries van buitenlandse zaken zowel hun diplomatieke als hun ontwikkelingsinspanningen schaadt. Niemand is erbij gebaat als de ontwikkelingssamenwerking, die gedijt bij transparantie en extern toezicht, wordt ondergebracht bij de diplomatie, die vertrouwelijkheid vergt en vaak wordt gekenmerkt door gebrekkig toezicht.

Het Johnson-team denkt uiteraard dat het een publiek aanspreekt dat, om redenen waarvoor ik en anderen tenminste een deel van de verantwoordelijkheid dragen, niet volledig op de hoogte is van de feiten over wat de Britse ontwikkelingshulp kan verwezenlijken. Als ze erover ondervraagd worden, lijken de Britse kiezers te denken dat zo'n 20% van de nationale begroting wordt uitgegeven aan overzeese hulp, terwijl het werkelijke cijfer dichter bij de 1% ligt. Britse ouders zijn doorgaans geschokt als ze te horen krijgen dat het jaarlijkse hulpbudget van hun regering neerkomt op ongeveer 50 pence per Afrikaans schoolkind, wat niet eens genoeg is voor een pen, laat staan voor een leraar of een klaslokaal.

Het redden van het DFID is geen partijkwestie, want er is sprake van opmerkelijke consensus bij de steun voor de in Groot-Brittannië gevestigde Coalition for Global Prosperity (Coalitie voor Mondiale Welvaart), die heeft aangetoond dat diplomatie en ontwikkelingssamenwerking aparte taken zijn van gelijk belang. Het FCO, merkt Tom Tugendhat op, een Conservatief parlementslid en voorzitter van de Britse Foreign Affairs Select Committee (Commissie voor Buitenlandse Zaken), is de “voornaamste diplomaat” van het land, waarvan je “net zo min mag verwachten dat hij weet hoe je de Queen Elizabeth moet besturen dan hoe je leiding moet geven aan internationale handel en ontwikkelingssamenwerking.”

Maar er is een zelfs nog sterker en dringender argument ter ondersteuning van een onafhankelijke DFID. De vroegere Britse premier Winston Churchill placht de Verenigde Staten, Europa en het Britse Gemenebest te omschrijven als de drie concentrische cirkels van Britse invloed. Hij betoogde dat hoe meer invloed Groot-Brittannië in de ene cirkel had, des te meer invloed het land ook in de andere twee cirkels zou hebben: als de Britten een krachtige stem in Europa hebben, worden ze serieuzer genomen door de Amerikanen.

Subscribe to PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Subscribe to PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Toch heeft Groot-Brittannië, in de zeven decennia sinds de Tweede Wereldoorlog, dikwijls een vierde cirkel veronachtzaamd, waarvan multilaterale instellingen als de Verenigde Naties, het Internationale Monetaire Fonds, de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie deel uitmaken. De rol van deze instellingen op het gebied van het mondiale bestuur wordt nu uitgedaagd door de regering van de Amerikaanse president Donald Trump, precies op het moment dat internationale samenwerking het hardst nodig is om gemeenschappelijke problemen op te lossen. Maar omdat het Groot-Brittannië van na 1945 bang was dat sterkere multilaterale instellingen nóg meer anti-kolonialistische druk op het land zouden gaan uitoefenen toen het zich uit zijn imperium terugtrok, hebben we vaak enige afstand in acht genomen. Frankrijk heeft daarentegen aanzienlijke invloed verworven in het IMF en de Scandinaviërs zijn onmisbaar geworden voor vredesmissies en inspanningen op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking van de Verenigde Naties.

De Labour-regering van 1997-2010 heeft getracht de Britse invloed in dit domein te herstellen. Groot-Brittannië heeft geholpen met de oprichting van twee belangrijke nieuwe instellingen: de G20 en het mondiale Financial Stability Board (Raad voor Financiële Stabiliteit). En als een Groot-Brittannië van na de Brexit internationale invloed wil blijven genieten en een “mondiaal Groot-Brittannië” wil zijn, is het DFID van cruciaal belang, omdat het een sterke staat van dienst heeft bij het leiding geven aan multilaterale initiatieven op gebieden die uiteenlopen van de gezondheidszorg en het onderwijs tot het milieu. Op ieder van die terreinen is het erin geslaagd relatief veel meer invloed uit te oefenen door samen te werken met andere donoren en de capaciteit van andere stakeholders te verruimen.

Het DFID heeft onder meer de hand gehad in de oprichting van de International Finance Facility for Immunization (de Internationale Financieringsfaciliteit voor Vaccinatie, die sinds 2000 vaccins heeft verstrekt aan ruim 700 miljoen kinderen), Global Partners for Health (Mondiale Partners voor de Gezondheidszorg) en een met $1,5 mrd gedoteerd Advanced Market Commitment fund (Solidariteitsfonds van de Geavanceerde Markten), dat de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen in arme landen heeft gefinancierd. Via het DFID is Groot-Brittannië ook een toonaangevend lid geworden van het Global Fund (Mondiale Fonds) en een belangrijke steunpilaar van de nieuwe International Finance Facility for Education (Internationale Financieringsfaciliteit voor Onderwijs) die ik en anderen hebben ontwikkeld.

Het behoeft geen betoog dat Groot-Brittannië zonder een sterk DFID de status zal ontberen om leiding te kunnen geven bij belangrijke multilaterale ontwikkelingsinspanningen.

Het FCO kan de unieke rol van het DFID in het bijeenbrengen van landen en de ontwikkelingsgemeenschap niet zo makkelijk kopieëren. Zonder onafhankelijk budget, een eigen minister en internationaal gerespecteerde leiders zou het Britse ontwikkelingsprogramma het vermogen ontberen om net zo snel en effectief middelen te mobiliseren als antwoord op toekomstige crises. Ook zal het aanzien van Groot-Brittannië als bron van zachte macht er internationaal op achteruit gaan.

Zelfs nationalisten zullen de confrontatie niet uit de weg kunnen gaan met de veiligheidsrisico's die voortvloeien uit fragiele staten, de explosie van de vluchtelingenaantallen, en de aanhoudende gesel van armoede en onrechtvaardigheid. Als de meest urgente mondiale problemen – van de klimaatverandering tot ongelijkheid en gewelddadige conflicten – geen ruimte bieden voor unilaterale oplossingen, staat de noodzaak van multilaterale actie buiten kijf. Een sterk, institutioneel onafhankelijk en goed-gefinancierd DFID is nu harder nodig dan ooit.

Dus hoewel Johnson ervan uitgaat dat het Groot-Brittannië van na de Brexit een veel sterker FCO nodig zal hebben om de invloed van het land in het buitenland hoog te houden, zal een degradatie van het DFID een zelfs nog belangrijker noodzaak van na de Brexit ondermijnen –  het in stand houden van ons mondiale leiderschap, niet in de laatste plaats bij het verwezenlijken van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen waarover alle lidstaten van de VN overeenstemming hebben bereikt.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/JUDju5bnl