Waarom Iran met de ogen knipperde

MADRID – Op het eerste gezicht lijkt het gehele Midden-Oosten weg te glijden in chaos. De burgeroorlog in Syrië blijft onverminderd doorgaan, terwijl de buren (vooral Jordanië en het altijd fragiele Libanon) zuchten onder het gewicht van meer dan twee miljoen vluchtelingen. Libië is grotendeels afgegleden in tribale anarchie en het zwakke regime in Afghanistan maakt zich op voor het terugtrekken van de NAVO in 2014. De door het leger gesteunde regering in Egypte heeft de noodtoestand verlengd en Irak is getuige van een golf van sektarisch geweld, met meer dan 5000 burgerdoden en bijna 14000 gewonden tot nu toe dit jaar.

En toch is er een uitzondering op dit patroon waar je die het minst zou verwachten. Decennia lang heeft Iran een dreigende schaduw van confrontatie over het Midden-Oosten geworpen. Nu lijkt de Islamitische Republiek er happig op om de krachtmeting met het westen over haar nucleaire programma te eindigen.

Deze verschuiving (en de verrassende rol van Iran als brenger van hoop in een regio vol wanorde) nodigt uit tot reflectie op Amerika’s mondiale leiderschap en wat de Verenigde Staten kunnen bereiken als ze het multilateralisme (en het transatlanticisme in het bijzonder) vol benutten. Op een moment dat de VS vaak besluiteloosheid en zwakte uitstraalt (gereflecteerd in de ongelukkige slogan ‘leiden van achter uit’) belichaamt Iran de mogelijkheid van een internationale reactie waarbij de VS van voor uit kan leiden.

https://prosyn.org/HbFVPQXnl