nye203_Gary HershornGetty Images_usflag Gary Hershorn/Getty Images

Amerikaans exceptionalisme in het tijdperk van Trump

CAMBRIDGE – In mijn recente onderzoek naar veertien Amerikaanse presidenten sinds 1945, Do Morals Matter, ben ik tot de slotsom gekomen dat Amerikanen een ethisch buitenlands beleid willen, maar verdeeld zijn over wat dat inhoudt. Amerikanen zien hun land dikwijls als exceptioneel, omdat we onze identiteit niet definiëren aan de hand van etniciteit, maar eerder aan de hand van ideeën over een liberale visie op samenleving en levensstijl, gebaseerd op politieke, economische en culturele vrijheid. De regering van president Donald Trump heeft afscheid genomen van deze traditie.

Het Amerikaanse exceptionalisme heeft uiteraard van het begin af aan te maken gehad met tegenstrijdigheden. Ondanks de liberale retoriek van de stichters van de VS was de erfzonde van de slavernij in de Amerikaanse grondwet geschreven, bij wijze van compromis waardoor de noordelijke en zuidelijke staten zich konden verenigen.

En de Amerikanen hebben altijd van mening verschild over de vraag hoe ze hun liberale waarden tot uitdrukking moesten brengen in het buitenlands beleid. Het Amerikaanse exceptionalisme was soms een excuus voor het negeren van de internationale wet, het binnenvallen van andere landen en het opleggen van regeringsvormen aan andere volkeren.

Maar het Amerikaanse exceptionalisme is ook een inspiratiebron geweest voor liberale internationalistische pogingen om de wereld vrijer en vreedzamer te maken, via een systeem van internationaal recht en internationale organisaties dat de binnenlandse vrijheid beschermt door externe dreigingen te minimaliseren. Trump heeft beide aspecten van deze traditie de rug toegekeerd.

In zijn inauguratietoespraak zei Trump: ʻAmerica first … Wij streven naar vriendschap en goede betrekkingen met alle landen in de wereld, maar we doen dat op basis van het inzicht dat alle landen het recht hebben om hun belangen voorop te stellen.ʼ Hij zei ook: ʻWij proberen niet onze levensstijl aan wie dan ook op te leggen, maar willen die als een lichtend voorbeeld laten stralen.ʼ Hij had een goed punt: als de Verenigde Staten het goede voorbeeld geven, vergroten zij hun vermogen om anderen te beïnvloeden.

Er is ook een interventionistische, messianistische traditie in het Amerikaanse buitenlandse beleid. Woodrow Wilson streefde naar een buitenlands beleid dat de wereld democratischer zou maken. John F. Kennedy riep de Amerikanen op om de wereld diverser te maken, maar zond 16.000 Amerikaanse soldaten naar Vietnam. Dat aantal groeide onder zijn opvolger, Lyndon B. Johnson, naar 565.000 soldaten. George W. Bush rechtvaardigde de invasie en bezetting van Irak met een Nationale Veiligheidsstrategie die vrijheid en democratie propageerde.

Subscribe to PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Subscribe to PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Sinds het einde van de Koude Oorlog zijn de VS betrokken geweest bij zeven oorlogen en militaire interventies. Toch kunnen, zoals Ronald Reagan het in 1982 verwoordde, ʻregimes die door bajonetten zijn geïnstalleerd geen wortel schieten.ʼ

Het vermijden van dergelijke conflicten behoorde tot de meer populaire onderdelen van Trumps beleid. Hij heeft het gebruik van Amerikaans geweld in Syrië beperkt, en wil de Amerikaanse troepen tegen verkiezingsdag (in november) uit Afghanistan teruggetrokken hebben.

Beschermd door twee oceanen en begrensd door zwakkere buurstaten hebben de VS zich in de negentiende eeuw grotendeels gericht op expansie in westwaartse richting en geprobeerd niet verstrikt te raken in het mondiale machtsevenwicht dat was gecentreerd in Europa. Maar tegen het begin van de twintigste eeuw was Amerika ʼs werelds grootste economie geworden, en de interventie van de VS in de Eerste Wereldoorlog deed het machtsevenwicht kantelen.

In de jaren dertig ging in Amerika de mening overheersen dat de interventie in Europa een vergissing was geweest en keerde het land zich inwaarts, in de vorm van een ferm isolationisme. Uit de Tweede Wereldoorlog trokken president Franklin Roosevelt, zijn opvolger Harry S. Truman en anderen de les dat de VS het zich niet konden veroorloven om zich weer naar binnen te keren. Zij beseften dat de omvang van Amerika een tweede bron van exceptionalisme was geworden. Als het land met de grootste economie niet de leiding zou nemen bij het produceren van mondiale publieke goederen, zou niemand anders dat doen.

De naoorlogse presidenten creëerden een systeem van veiligheidsallianties, multilaterale instellingen en een betrekkelijk open economisch beleid. Vandaag de dag wordt deze ʻliberale internationale ordeʼ – de basis waarop het Amerikaanse buitenlandse beleid zeventig jaar heeft berust – ter discussie gesteld door de opkomst van nieuwe machten als China en een nieuwe golf van populisme binnen de democratieën zelf.

Trump heeft in 2016 met zeer veel succes van deze gemoedstoestand gebruik gemaakt toen hij de eerste presidentskandidaat namens een grote politieke partij werd die de naoorlogse, door de VS geleide internationale orde in twijfel trok. Minachting voor de bondgenootschappen en instellingen van de VS hebben zijn presidentschap gedefinieerd. Niettemin blijkt uit een recente opiniepeiling van de Chicago Council on Global Affairs dat ruim tweederde van de Amerikanen een naar buiten gekeerd buitenlands beleid wil.

Het Amerikaanse volk wil graag militaire interventies vermijden, maar zich niet terugtrekken uit bondgenootschappen of multilaterale samenwerking. De Amerikaanse publieke opinie staat niet op het punt terug te keren naar het isolationisme van de jaren dertig.

De échte vraag waar Amerikanen voor staan is of de VS met succes kunnen omgaan met beide aspecten van hun exceptionalisme: de bevordering van de democratie zonder bajonetten en met steun voor de internationale instellingen. Kunnen we leren hoe we de democratische waarden en de mensenrechten moeten bevorderen zonder militaire interventies en kruistochten, en tegelijkertijd helpen de regels en instellingen te organiseren die nodig zijn voor een nieuwe wereld van transnationale dreigingen zoals klimaatverandering, pandemieën, cyberaanvallen, terrorisme en economische instabiliteit?

Op dit moment falen de VS op beide fronten. In plaats van de leiding te nemen bij het uitbreiden van de internationale samenwerking in de strijd tegen COVID-19 geeft de regering-Trump China de schuld van de pandemie en dreigt zij zich terug te trekken uit de Wereldgezondheidsorganisatie.

Er is veel waar China zich voor zou moeten verantwoorden, maar het tot politieke voetbal maken van het land in de campagne voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen van dit jaar is binnenlandse politiek en geen buitenlands beleid. De huidige pandemie is nog niet voorbij en COVID-19 zal niet de laatste pandemie zijn.

Bovendien produceren China en de VS 40% van de broeikasgassen die de toekomst van de mensheid bedreigen. Toch kan geen enkel land deze nieuwe dreigingen voor de nationale veiligheid op eigen kracht het hoofd bieden. Als de twee grootste economieën van de wereld zijn de VS en China veroordeeld tot een relatie waarin concurrentie en samenwerking zullen moeten samengaan. Voor de VS houdt exceptionalisme nu ook samenwerking met de Chinezen in om te helpen mondiale publieke goederen te produceren, alsmede waarden te verdedigen zoals de mensenrechten.

Dit zijn de ethische vragen die Amerikanen zullen moeten bespreken in de aanloop naar de presidentsverkiezingen van dit jaar.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/e6FrTeenl