Moeten centrale banken zich richten op de werkloosheid?

WASHINGTON, DC – Op 12 december heeft voorzitter Ben Bernanke van de US Federal Reserve (de Fed, het federale stelsel van Amerikaanse centrale banken) bekendgemaakt de rente dichtbij nul te willen houden totdat het werkloosheidscijfer is gedaald naar 6,5%, op voorwaarde dat de inflatieverwachting laag blijft. Hoewel het statuut van de Fed, anders dan dat van de Europese Centrale Bank (ECB), een duidelijk mandaat omvat om de werkgelegenheid te ondersteunen, was de bekendmaking de eerste keer dat de Fed zijn rentebeleid heeft gekoppeld aan een cijfermatige werkgelegenheidsdoelstelling. Het is een welkome doorbraak, die zou moeten worden nagevolgd door andere centrale banken – niet in de laatste plaats de ECB.

De statuten van centrale banken verschillen wat betreft hun doelstellingen ten aanzien van het monetair beleid. Zij stellen allemaal het behoud van de prijsstabiliteit centraal. Veel statuten voegen daar een verwijzing naar de algehele economische omstandigheden aan toe, zoals groei en werkgelegenheid of financiële stabiliteit. Sommige statuten geven een centrale bank de bevoegdheid de inflatiedoelstelling eenzijdig vast te stellen; andere bepalen dat de bank haar beleid met de regering moet coördineren.

Er is echter geen recent voorbeeld van een grote centrale bank die een cijfermatige werkgelegenheidsdoelstelling heeft opgesteld. Dit moet veranderen, omdat de omvang van het werkgelegenheidsprobleem waar de geavanceerde economieën voor staan steeds duidelijker wordt. Zwakke arbeidsmarkten, een lage inflatie en een overmaat aan schulden duiden erop dat zich een fundamentele herordening van de prioriteiten aandient. In Japan laat Shinzo Abe, de nieuwe premier, merken dat hij deze zorgen deelt, ook al lijkt hij een 'minimale' inflatiedoelstelling voor de Bank of Japan voor te stellen, in plaats van een verband met de groei of de werkgelegenheid te leggen.

De uitbreiding van de mondiale waardeketens, waardoor honderden miljoenen werknemers uit ontwikkelingslanden worden opgenomen in de wereldeconomie, en de opkomst van nieuwe arbeidsbesparende technologieën impliceren dat er weinig kans is op een de kosten omhoog drukkende looninflatie. Ook de markt voor staatsobligaties met een lange looptijd wijst op een bijzonder lage inflatieverwachting (de rente is uiteraard hoger als er sprake is van het risico op een staatsbankroet of de (her-)invoering van een munt, zoals in Zuid-Europa, maar dit heeft niets te maken met inflatie). Bovendien zou het afbouwen van de schuldposities, waaraan wordt gewerkt sinds de financiële implosie van 2008, makkelijker kunnen verlopen als de inflatie een paar jaar iets hoger zou mogen uitvallen, een discussie die het Internationale Monetaire Fonds een jaar geleden heeft aangezwengeld.

Naast deze overwegingen zouden de beleidsmakers ook rekening moeten houden met de enorme menselijke en economische kosten van de hoge werkloosheid, die uiteenlopen van miljoenen gebroken levens, de afbraak van fundamentele vaardigheden en het verdwijnen van kansen voor  hele generaties, tot het teloor gaan van onbenutte menselijke hulpbronnen. Houdt het onvermogen om ervoor te zorgen dat miljoenen jonge mensen de vaardigheden verwerven die nodig zijn om deel te nemen aan de economie niet net zo'n groot risico voor een samenleving in als een grote hoeveelheid staatsschulden?

Nergens is deze herschikking van prioriteiten harder nodig dan in de eurozone. Toch is is vreemd genoeg de Fed, en niet de ECB, die een werkgelegenheidsdoelstelling heeft vastgesteld. Het Amerikaanse werkloosheidscijfer is gedaald naar ongeveer 7,7% en het tekort op de betalingsbalans bedraagt ongeveer $500 mrd, terwijl de werkloosheid in de eurozone een recordhoogte heeft bereikt van bijna 12% en de betalingsbalans een overschot van bijna $100 mrd laat zien.

Subscribe to PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Subscribe to PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Als de inflatiedoelstelling van de ECB 3% zou bedragen in plaats van krap 2%, en Duitsland – met het hoogste overschot op de betalingsbalans ter wereld – een loonstijging van 6% zou bevorderen en een inflatie van 4% zou tolereren, wat een bescheiden loonstijging zou betekenen in verhouding tot de verwachte productiviteitswinst, zou het aanpassingsproces van de eurozone in politiek en economisch opzicht minder kostbaar worden. De beleidscalculus in Noord-Europa onderschat de economische verliezen die het gevolg zijn van de ontwrichtingen in het zuiden door buitensporige bezuinigingen en loondeflatie. De hieruit voortvloeiende hoge jeugdwerkloosheid, gezondheidsproblemen en onbenutte productiecapaciteit hebben ook een substantiële invloed op de vraag naar importen uit de noordelijke landen.

In tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen staat het wettelijk mandaat van de ECB een dergelijke herschikking van prioriteiten toe, omdat het Verdrag over het Functioneren van de Europese Unie met betrekking tot de ECB stelt dat het “voornaamste” (nadruk van de auteur) doel van het Europese Systeem van Centrale Banken … het behoud van de prijsstabiliteit moet zijn.” Er is ook een ander deel van het Verdrag dat handelt over het algemene economische beleid van de eurozone, dat de nadruk legt op de werkgelegenheid. Het lijkt er niet op dat dit alles voor de ECB een tijdelijke, aanvullende werkgelegenheidsdoelstelling uitsluit in een tijd van buitengewone uitdagingen.

Bovendien heeft de ECB de bevoegdheid de inflatiedoelstelling voor de hele eurozone vast te stellen, en deze voor twee of drie jaar op een hoger niveau te tillen, zonder het verdrag te schenden. Het echte probleem is het huidige politieke klimaat in Duitsland. Op een of andere manier lijkt de herinnering aan de hyperinflatie van begin jaren twintig enger dan die aan de massale werkloosheid van begin jaren dertig, hoewel dat laatste de aanleiding was voor de opkomst van het nazisme. Misschien zullen de komende Duitse verkiezingen de progressieve krachten in staat stellen duidelijk te maken wat er voor Duitsland en Europa op het spel staat – en in feite voor de hele wereld.

In een mondiale context betekent niets van dit alles dat er op de langere termijn geen inflatiegevaar zou zijn. In de meeste landen moet de inflatie vrijwel altijd zo laag mogelijk worden gehouden – en moeten de centrale banken proberen de inflatieverwachting te koppelen aan een stabiele langetermijndoelstelling, ook al is het de moeite waard het alternatief van een koppeling met het nominale bbp te bestuderen.

Bovendien mag het monetair beleid geen langetermijnsubstituut zijn voor structurele hervormingen en duurzame budgetten. Lange perioden van nulrente brengen het risico met zich mee van zeepbellen op de huizen- en aandelenmarkten, van een verkeerde besteding van de beschikbare middelen en van onbedoelde effecten op de inkomensongelijkheid, zoals de recente geschiedenis – niet in de laatste plaats in de VS en Japan – heeft aangetoond.

De komende twee tot drie jaar zullen de behoefte aan het verlagen van de schulden, de kosten van de wijdverbreide werkloosheid en het risico van een sociale ineenstorting er echter vooral in Europa voor zorgen dat een soortgelijke tijdelijke werkloosheidsdoelstelling als de Fed nu heeft omarmd zeer wenselijk wordt.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/njm1v7Gnl