Micro-economie voor iedereen

TOULOUSE – De laatste halve eeuw hebben ’s werelds vooraanstaande universiteiten micro-economie onderwezen volgens het Arrow-Debreu-model van een algemeen competitief equilibrium. Het model, dat een centraal begrip uit Adam Smith’s ‘The Wealth of Nations’ formaliseert, belichaamt de schoonheid, simpelheid en het gebrek aan realisme van de twee centrale stellingen van het competitieve equilibrium, in tegenstelling tot de rommeligheid en complexiteit van de aanpassingen die eraan gemaakt zijn door economen, in een poging de manier waarop de wereld echt functioneert beter te vatten. In andere woorden, terwijl onderzoekers proberen complexe situaties in de echte wereld te begrijpen, overdenken studenten onrealistische hypotheses.

Deze benadering van onderwijs komt grotendeels voort uit het zinnige idee dat een denkkader voor economische problemen bruikbaarder is voor studenten dan een allegaartje van modellen. Maar dit is beladen geworden met een andere, meer schadelijke notie: op het moment dat afwijkingen van het Arrow-Debreu-model realistischer worden en dus complexer, worden ze minder geschikt voor het klaslokaal. In andere woorden: ‘echt’ micro-economisch denken moet aan de deskundigen overgelaten worden.

Zeker, basismodellen (bijvoorbeeld theorieën over monopolies en oligopolie, publieke goederen, of simpele asymmetrische informatietheorie) hebben enige educatieve waarde. Maar weinig onderzoekers werken er daadwerkelijk mee. De theorieën voor micro-economie die elke dag gebruikt worden (incomplete contracten, tweezijdige markten, risicoanalyse, intertemporele keuze, marktsignalering, microstructuur van de financiële markt, optimale belasting, en mechanism design) zijn veel gecompliceerder en vereisen een exceptionele finesse om elegant te zijn. Hierom worden ze grotendeels buiten de leerstof gelaten.

https://prosyn.org/SVsxmBlnl